Op zoek naar een nieuwe stadsbouwmeester // Deel 7: Kees van den Berg
Groningen krijgt in 2021 een nieuwe stadsbouwmeester. Wie moet de opvolger van Jeroen de Willigen worden? En wat worden zijn of haar belangrijkste opgaven? GRAS vraagt het verschillende mensen die vanuit hun vak met de stadsbouwmeester te maken hebben. In deel 7: Kees van den Berg, manager vastgoed van woningcorporatie Patrimonium. ‘Mensen overtuigen en enthousiasmeren, dat is een gave. Dat leer je niet op de academie, dat moet in je zitten.’

Foto: Janna Bathoorn
Waar normaal gesproken regelmatig huurders binnen komen lopen, is het nu rustig in het hoofdkwartier van woningcorporatie Patrimonium aan de Peizerweg. Het gebouw is alleen te bezoeken als je een afspraak hebt. Gelukkig heb ik die, met Kees van den Berg. Ook zijn afdeling, tien man sterk en verantwoordelijk voor de inkoop, verkoop, verduurzaming, nieuwbouw en het onderhoud van vastgoed, werkt vooral vanuit huis.
Van den Berg groeide op in Nietap, een dorp in het Westerkwartier. Opgeleid als economisch geograaf aan de RUG woonde hij achtereenvolgens in Utrecht en Zwolle, om uiteindelijk terug te keren in Groningen. De nabijheid van familie trok, maar ook de relatieve rust en de prettige leefomgeving.
Na voor een tweetal adviesbureaus gewerkt te hebben, werd Van den Berg in 2015 projectmanager vastgoedrealisatie bij woningcorporatie Lefier. Toen collega-corporatie Patrimonium drie jaar later een nieuw managementteam kreeg, sprong hij over. ‘Ik vond het heel interessant om mee te gaan werken aan de transitie van het bedrijf. Ik hou heel erg van de inhoud, maar vind organisatiekunde ook boeiend. Bij Patrimonium kan ik me met de opgave bemoeien én met de manier waarop we die aanvliegen.’
Heb je bij een woningcorporatie veel met de stadsbouwmeester te maken?
‘Ja, regelmatig. Bij Lefier kwam ik voor het eerst met Jeroen de Willigen in aanraking. Ik wilde graag weten wat er leeft in de stad en wat de stadsbouwmeester belangrijk vindt. Als opdrachtgever zat ik met hem aan tafel, we hebben best wat goeie discussies gevoerd.’
Daar snij je meteen een thema aan dat de huidige stadsbouwmeester de afgelopen jaren agendeerde: goed opdrachtgeverschap. Hoe vul je dat als woningcorporatie in?
‘Het begint bij de opdrachtgever. Of het nou over duurzaamheid, betaalbaarheid of over de architectonische kwaliteit van een gebouw gaat. Daarin moet je het besef hebben dat je beslissingen neemt die goed zijn voor de stad. En in ons geval voor de mensen die er leven, de huurders. Zonder goed opdrachtgeverschap kun je geen ruimtelijke kwaliteit realiseren. Maar goed opdrachtgeverschap kan alleen bestaan als degene die de plannen toetst, begrijpt hoe opdrachtgevers functioneren en ze weet te inspireren.
‘In de binnenstad is aandacht voor de kwaliteit van de openbare ruimte, maar hoe zit het met de overige wijken?’
‘Bij goed opdrachtgeverschap hoort ook dat je in dialoog gaat met de stadsbouwmeester. Een paar jaar geleden heb ik in overleg met hem een prijsvraag georganiseerd, volgens het principe design-build. Jeroen was aanvankelijk argwanend. Hij zag vaak dat een architect een mooi plaatje maakte, maar dat vervolgens tijdens het proces van het oorspronkelijke ontwerp weinig overbleef. We hebben contractueel geborgd dat de architect het ontwerp van begin tot eind zou uitwerken. Daarnaast beoordeelde hij halverwege de prijsvraag de plannen, daarmee stuurde hij de aannemers. Wanneer ik uiteindelijk een keuze maakte, wist ik al wat de stadsbouwmeester van het plan vond en waar hij op gestuurd had.
‘Jeroen heeft weleens gezegd dat hij überhaupt blij is als een corporatie ruimtelijke kwaliteit nog op de agenda heeft staan. Ik geloof er heilig in dat als opdrachtgevers aandacht hebben voor kwaliteit, je betere steden krijgt.’
Toch gaan kwaliteit en sociale woningbouw tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend samen als ooit het geval was.
‘Of je nu een corporatie of een commerciële ontwikkelaar bent: maatschappelijk betrokkenheid is essentieel. Dat zit 'm voor ons natuurlijk voor een groot deel in de betaalbaarheid voor bewoners. Maar daarnaast: een goed woongebouw verdient zichzelf terug. Wij kijken naar de beheerbaarheid en betaalbaarheid van een pand, maar dat kan prima samengaan met architectonische kwaliteit. Een goed gebouw leidt tot een betere woonomgeving, daar ben ik van overtuigd.
‘Na de Woningwet van 2015 is er veel gebeurd. We kregen enorme heffingen, maar hebben toch gebouwen gerealiseerd met genoeg architectonische kwaliteit. Dat staat soms op gespannen voet met onze andere doelstellingen. In het proces moet je hier en daar afwegingen maken en proberen het ontwerp zoveel mogelijk overeind te houden. Wij zullen nooit gebouwen met de architectonische kwaliteit van het Forum kunnen realiseren, maar we kunnen wel goed vormgegeven, degelijke woongebouwen maken. En dat doen we ook.
‘Als je een gebouw en de woonomgeving vervolgens goed beheert, worden mensen trots op hun woning en vertonen ze vanzelf het gedrag dat daarbij past. Dan krijg je een veilige en leuke plek. Architectuur speelt daarin altijd een rol. Daarbij zijn de overheid en corporaties betrokken, maar commerciële projectontwikkelaars net zo goed.’
Hoe kijk jij naar het fenomeen stadsbouwmeester? Vind je het belangrijk dat we er eentje hebben in Groningen?
‘Het is essentieel voor een stad. Op het gebied van architectuur en stedenbouw moet je ambitie hebben, en die moet getoetst blijven worden. Liefst door iemand die daarvoor van buitenaf ingevlogen wordt. Die over de kwaliteit waakt, een visie heeft en inspireert. Groningen is een stad die sterk in beweging is en enorme opgaven heeft. Dan is een stadsbouwmeester heel belangrijk. De historie heeft uitgewezen dat het werkt, en ook Jeroen heeft het weer bewezen.
‘Je moet iemand hebben die zo nu en dan prikkelt en die zorgt dat de ruimtelijke thema's geen ondergeschoven kindje worden. Daarbij vind ik het belangrijk dat een stadsbouwmeester niet belemmert. Zorg dat het beter wordt, maar laat het niet stagneren. De kunst is te verbinden en inspireren. Als dat je lukt, gaan partijen wel bewegen.

Foto: Janna Bathoorn
‘Ook in tijden van crisis heb je een ambassadeur van ruimtelijke kwaliteit nodig. Iemand die erop toeziet dat we dingen doen die hout snijden. De voornaamste taak van de stadsbouwmeester is niet het voorzitten van de welstand. Agenderen is belangrijker. Bij nieuwe stadsdelen moet je bijvoorbeeld een hele duidelijk visie op gebiedsontwikkeling hebben. Een stadsbouwmeester kan aangeven welke ingrediënten je nodig hebt. Hij kan het ambtelijk apparaat, maar ook partijen die grondposities hebben, triggeren om ambitie te tonen. Dat mag best schuren.’
Zijn er dingen die de nieuwe stadsbouwmeester beter zou kunnen doen?
‘Ik vind dat Jeroen ruimtelijke kwaliteit na de vorige crisis echt weer op de agenda heeft gezet. Daarbij vind ik wel dat hij te veel op projectniveau opereerde. De stadsbouwmeester zou op een hoger abstractieniveau moeten aangeven welke kwaliteit je moet nastreven als je in deze stad bouwt. Maak maar een zware welstandsnota, dan hoef je zelf niet in de welstandscommissie te gaan zitten.
‘Overigens moet ik zeggen dat de bemoeienis van Jeroen wel altijd tot betere projecten leidde. De ontwikkelende partijen, zoals de woningcorporaties, vonden die hoge eisen in eerste instantie lastig. Het was alsof de schoolmeester wilde dat je geen genoegen nam met een zesje, maar voor een acht ging. Maar uiteindelijk heeft die houding voor de stad goed uitgepakt.
‘Ik woon al lang in deze stad en zie hem veranderen. Hij wordt steeds groter en dynamischer. Maar we hebben de afgelopen jaren de tram zien mislukken, er is nog steeds geen hoogbouwvisie, we hebben een Europapark dat een mengelmoes van allerlei ontwikkelingen is geworden. Wat voor stad willen we nou zijn? De nieuwe stadsbouwmeester zou meer mogen agenderen. Een visie neerleggen op hoe Groningen de komende tien jaar in alle complexe opgaven een stap kan maken. The Next City is daarvoor een mooie basis.’
Welke van die opgaven moeten op het bureau van de nieuwe stadsbouwmeester bovenop de stapel komen te liggen?
‘Een aantal dingen is in gang gezet en moet afgemaakt worden. Op het gebied van hoogbouw, klimaat en parkeren is het gelukt om een koers uit te zetten, maar die is nog steeds niet in beleid omgezet. In de binnenstad is gestuurd op de kwaliteit van de openbare ruimte, maar hoe zit het met de overige wijken? Ik vind dat de stadsbouwmeester en de gemeente daarop een duidelijke visie moeten neerleggen. De wijkvernieuwing en de energietransitie geven momentum om erover na te denken. Hoe ziet de toekomstige straat eruit? Hoe kunnen we die laten bijdragen aan een betere leefwijk? De bestaande stad moeten we niet over het hoofd zien. Daar komt geen gebiedsontwikkelaar aan te pas.
‘Het is helemaal niet verkeerd als de stadsbouwmeester het hofnarretje is als het om ruimtelijke kwaliteit gaat’
‘Ik ben benieuwd of stadsingenieurs en projectleiders zich weleens afvragen of er een inspirator is die aangeeft hoe openbare ruimte er in deze stad uit moet zien. Er wordt vooral gekeken naar degelijkheid en betaalbaarheid. Maar als we een gebouw maken, dán moet de stadsbouwmeester er wat van vinden. Dat is toch gek? De auto te gast is een kans, net als de energietransitie. Daarbij trekken we in bestaande wijken de openbare ruimte open, daar kan een inspirator iets doen. Kijk eens hoe druk het Noorderplantsoen is tegenwoordig: openbare ruimte wordt echt wel benut. Maar dan moet je er ook iets moois van maken.’
Waar moet je als stadsbouwmeester de tijd vandaan halen om aan al die taken toe te komen? Zou het een fulltime functie moeten zijn?
‘Dat denk ik niet. Het is ook heel ingewikkeld om iemand te vinden die fulltime beschikbaar is. Maar het zou ook een klein team van strategisch adviseurs kunnen zijn, aangevoerd door de stadsbouwmeester. Zij zouden kunnen aangeven hoe de stad eruit moet zien.
‘Bij Jeroen heb ik altijd het gevoel gehad dat hij te weinig tijd had voor de dingen die in zijn hoofd zaten. Misschien lag de prioriteit te veel op de rol van de stadsbouwmeester in de welstand. Daardoor zijn bepaalde dossiers niet genoeg aan de orde gekomen. Toen ik hoorde dat hij zou vertrekken dacht ik: gatver, dat is net te vroeg. Er zitten dingen in de pijplijn die corporaties een kader geven voor het uitvoeren van gebiedsontwikkeling. Ik had wel willen zien wat de stadsbouwmeester teweeg kan brengen. Hij zou er een paar jaar meer voor nodig hebben, ook om het op de agenda te krijgen bij alle partijen.’

Foto: Janna Bathoorn
Van de oude weer even naar de nieuwe stadsbouwmeester. Welke competenties moet hij of zij hebben?
‘Veel opgaven raken elkaar. Het zou goed zijn om iemand aan te stellen die een verbindende factor is tussen al die onderwerpen, zowel intern bij de gemeente als met de verschillende belanghebbenden. Iemand die goed in de dialoog is en op die manier mensen kan inspireren om op verschillende onderdelen een stapje extra te zetten. Dat vind ik de belangrijkste eigenschap. Maar het is ook een kwaliteit die maar weinig mensen hebben.
‘Als planeconoom zat ik veel in projectgroepen bij de ontwikkeling van nieuwbouwwijken. In de kwaliteitsteams die daarbij betrokken zijn, zie je op kleine schaal wat een stadsbouwmeester moet kunnen. Sommige architecten en stedenbouwers zijn heel eigenwijs, die laten duidelijk merken wat niet goed is en hoe het volgens hen wél moet. Maar daarmee inspireer je mensen niet. Als je iemand die een cataloguswoning op het oog heeft, kunt overtuigen om toch zijn laatste spaargeld te gebruiken om een overstek te maken, dat is een gave. Of een vastgoedondernemer uit de stad kunt enthousiasmeren, zodat hij net even wat meer doet. Dat leer je niet op de academie, dat moet in je zitten.
‘Een stadsbouwmeester moet in verbinding staan met alle verschillende partijen, om te weten hoe hij ze kan inspireren. Met vastgoedeigenaren, commerciële ontwikkelaars, politieke partijen, eigenwijze ambtenaren en een wethouder met een eigen agenda. Als je een visie alleen neerlegt en niet op een inspirerende manier over de bühne kunt brengen, dan wordt het 'm niet. Je moet in dialoog. Je hebt genoeg mensen die hun sporen in het vakgebied hebben verdiend. Maar als je aan dat profiel de menselijke maat en het kunnen voeren van de dialoog toevoegt, wordt de ruif heel klein.’
Het is lastig om vrij te opereren als je zelf bepaalde belangen hebt in een gebied. Is het belangrijk dat de nieuwe stadsbouwmeester onafhankelijk is?
‘Ruimtelijke kwaliteit staat altijd op gespannen voet met geld. Een onafhankelijke stadsbouwmeester kan zeggen wat hij of zij vindt. Johan Cruijff zei dat je als voetbaltrainer financieel onafhankelijk moet zijn, dan kun je je eigen koers varen en overbrengen waar je in gelooft. Ik denk dat voor een stadsbouwmeester hetzelfde geldt. Als je een bepaalde ambitie hebt en relatief onafhankelijk bent, dan kun je ook stoer zijn. Staan voor wat je zegt. In Nederland is het altijd een compromismodel en dat is ook niet erg. Maar als de stadsbouwmeester het hofnarretje is als het om ruimtelijke kwaliteit gaat, is dat helemaal niet verkeerd.’
Stel dat je de keuze hebt tussen twee even goede kandidaten: één uit het Noorden en één uit een ander deel van Nederland. Welke kies je dan?
‘Het zou heel interessant kunnen zijn om iemand uit een andere omgeving te kiezen, die niet bevooroordeeld is en met minder bagage naar Groningen kijkt. Als je veel kennis van een regio hebt zie je eerder beren op de weg. Het mooie van een stadsbouwmeester is dat hij of zij juist een toekomstperspectief kan schetsen. Dan moet je geen last hebben van die beren.’