'Het is heel verleidelijk om te doen alsof complexiteit er niet is'
In gesprek met Groninger Dorpen-directeur Rik van Niejenhuis
De nieuwe Omgevingswet introduceert de term ‘omgevingskwaliteit’. Waar staat die voor? Het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie Groningen interviewde samen met GRAS vier mensen over hun persoonlijke en vakmatige kijk op het begrip. Voor aflevering 3 spraken Arnoud Garrelts en Chris Zwart met Groninger Dorpen-directeur Rik van Niejenhuis. ‘Als je meer aandacht geeft aan het maatschappelijk rendement en de wensen die bij mensen leven, dán maak je echt kwaliteit.’
GEEN KWALITEIT ZONDER INTEGRALITEIT
Rik van Niejenhuis is op het moment dat dit interview plaatsvindt directeur van stichting Groninger Dorpen en gemeenteraadslid namens de PvdA in Groningen. In de tijd tussen het interview en de publicatie is hij in diezelfde gemeente wethouder geworden. En hoewel Van Niejenhuis hier dus nog niet als wethouder spreekt, heeft hij wel de bevlogenheid die je van iemand in die positie verwacht.
Omgevingskwaliteit hangt voor Van Niejenhuis samen met integraliteit. Die term is zo’n beetje het eerste wat hij op tafel legt, als ons gesprek nog maar net begonnen is. ‘Veel mensen denken bij kwaliteit aan esthetiek, maar het is meer dan dat. Het gaat ook over functionaliteit, over het slim combineren van functies en over goed doordenken wat je wilt bereiken. Tegelijkertijd zijn we als overheden nog altijd verschrikkelijk sectoraal ingedeeld. Het is een kunst om steeds meer integraal te gaan werken en daarbij te voorkomen dat het een grote, onduidelijke brei wordt.’
In een klein land als Nederland, waar we met veel mensen op een kluitje wonen, kun je ook op ruimtelijk vlak niet anders dan functies combineren. Van Niejenhuis ziet een toekomst voor zich met woonwijken die niet alleen mensen huisvesten. ‘Het moeten ook werkplekken zijn. Er moet daarnaast energie opgewekt worden en er moet meer ruimte voor waterberging en biodiversiteit zijn. En het ontwerp van die wijken moet gezond gedrag stimuleren. Je kunt niet langer zomaar wat huizen uit de grond stampen, dat kunnen we ons niet meer veroorloven. Het goed benutten van elke vierkante meter is voor mij ook omgevingskwaliteit.’
Zo’n goed ontworpen woonwijk kan alleen ontstaan als direct alle betrokken partijen met elkaar in gesprek gaan, stelt Van Niejenhuis. ‘Het is heel verleidelijk, uit het oogpunt van snelheid en kostenbesparing, om te doen alsof die complexiteit er niet is. Maar als je er niet op de manier aan begint, weet je zeker dat het ‘m niet wordt.’
WAT DOE JE EN VOOR WIE DOE JE HET?
De manier waarop je een proces insteekt, bepaalt voor een groot deel wat je eruit haalt, weet Van Niejenhuis. ‘Onder een term als ‘brede welvaart’, de opvolger van ‘leefbaarheid’, worden bijvoorbeeld hokjes gemaakt met onderdelen. Die onderdelen gaan we meten – niet vanuit de ervaring van mensen, maar door het te objectiveren op basis van data. Het zijn allemaal pogingen om de ingewikkelde werkelijkheid in zekere zin te kaderen.’
Toen Van Niejenhuis onlangs een discussie over brede welvaart voorzat, met wetenschappers, onderzoekers en beleidsmedewerkers, was daarbij ook een aantal inwoners uitgenodigd. ‘Zij vroegen wat nu precies ons doel was. Wilden we hun wereld in kaart brengen en beoordelen? Of wilden we iets toevoegen aan hun wereld en hun kwaliteit van leven? Wilden we onderscheid maken tussen plekken waar het goed gaat en plekken waar het slecht gaat? Of wilden we hun ervaring horen en daar iets aan bijdragen? Veel van de aanwezigen krabden zich achter hun oor, want dat waren goede vragen.’
De manier waarop mensen hun omgeving beleven en waarderen doet ertoe voor Van Niejenhuis. Maar vaak wordt juist dat aspect vergeten. ‘Overheden doen steeds meer een beroep op de samenleving, bij allerlei opgaven. Tegelijkertijd wordt niet echt ruimte gemaakt voor initiatieven van onderaf. Daardoor ontstaat nooit een structurele relatie tussen de overheid en initiatiefnemers.’
Die verhouding illustreert hij met een metafoor: ‘Ik kan jou een bal geven door hem in je hand te leggen, maar ik kan hem ook voor je op de grond gooien. In het eerste geval is er een overdracht en contact, in het tweede geval zeg je eigenlijk: zoek het maar uit. Als een initiatief vanuit een gemeenschap niet van de grond komt, moet je kijken wat je had kunnen doen om het te ondersteunen. Als je agenda’s op elkaar lijken, kijk dan samen of je een doel kunt realiseren. Dan kom je ook in een gelijkwaardiger positie en respecteer je elkaar meer.’
KWALITEIT AFDWINGEN
Omgevingskwaliteit gaat ook over ruimtelijke kwaliteit. In een ontwikkel- en bouwproces is het borgen daarvan niet eenvoudig, weet Van Niejenhuis. ‘Als overheid moet je daarin je verantwoordelijkheid nemen. Je kunt niet simpelweg een bestemmingsplan en een beeldkwaliteitsplan maken en het dan uit handen geven. Door het proces goed te organiseren kun je kwaliteit afdwingen. Als je regelmatig bij elkaar gaat zitten om te kijken of een project de goede kant op gaat, merk je dat het steeds minder om geld gaat en steeds meer om hoe je samen iets moois kunt realiseren.’
‘ALS JE MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT VOOROPSTELT EN ANDERE DOELSTELLINGEN FORMULEERT, ONTSTAAN ER HEEL ANDERE PRIKKELS IN EEN ONTWIKKELPROCES’
Toch ligt de nadruk nog bijna altijd op economisch rendement. Van Niejenhuis weet dat het gemiddelde gebouw aan het eind van een bouwproces direct moet renderen. ‘Als je in plaats daarvan maatschappelijk rendement vooropstelt, en andere doelstellingen formuleert – met onderliggend een andere businesscase waarin de ontwikkelende partij niet casht op het moment dat een gebouw opgeleverd wordt – dan ontstaan er heel andere prikkels in het proces.’
Na een periode van dertig jaar waarin de markt en de overheid het samen voor het zeggen hadden, is het volgens Van Niejenhuis tijd voor een andere koers. ‘Als je meer aandacht geeft aan het maatschappelijk rendement en de wensen die bij mensen leven, dán maak je echt kwaliteit.’

Foto: Janna Bathoorn
PLANOLOGISCHE CHANTAGE
De woningmarkt is een van de sectoren waar momenteel de nodige grote branden te blussen zijn. Veel mensen kunnen geen fijn huis vinden. Daarnaast is de kwaliteit van wat er gebouwd wordt lang niet overal om over naar huis te schrijven. Kun je daar als overheid invloed op uitoefenen, ook als je geen grond bezit?
Van Niejenhuis moet er even over nadenken, maar gelooft wel dat er mogelijkheden zijn. ‘Je kunt erop sturen, bijvoorbeeld door het gesprek aan te gaan met een ontwikkelaar of bouwer. En je kunt, met een lelijke term, planologische chantage uitoefenen. Zet het maximale rendement op 5 à 6 procent. Alles wat een ontwikkelaar meer verdient, investeert hij in bijvoorbeeld de ruimtelijke kwaliteit of in de biodiversiteit. Of hij drukt er de kostprijs voor de bewoners mee. Als je als overheid toestaat dat woningbouw zo commercieel ingestoken wordt, kun je op je vingers natellen dat we niet maximaal investeren in al die elementen.’
Ondanks de donkere wolken die ook boven Groningen hangen, is er perspectief. De Landschapswerkplaats, een project uit Toukomst waaronder weer kleinere projecten hangen, ziet Van Niejenhuis als een mooi voorbeeld van wat omgevingskwaliteit zou kunnen zijn. Het is een fysieke plek waar initiatiefnemers samen projecten uitwerken en uitvoeren. ‘Die opzet zou zomaar integraal antwoorden kunnen bieden op de vragen van deze tijd.’
Een ander hoopvol voorbeeld ziet hij in de gemeente Midden-Groningen. Die geeft met het geld dat vanuit het Nationaal Programma Groningen haar kant op komt alle dertig kernen in de gemeente een budget om een wijk- of dorpsagenda te maken. ‘De gemeente voedt bewoners met kennis, waarna deze aan de slag gaan met waar zij behoefte aan hebben. Het mooie is dat die dorpsagenda’s vervolgens vrijwel identiek zijn aan de beleidsagenda’s van een gemeente. Met dezelfde thema’s, problemen en doelstellingen. Door het op die manier te doen, kun je als overheid samen met inwoners je beleid realiseren.’
Van Niejenhuis is net de veertig gepasseerd, en is van plan de rest van zijn leven in Groningen te blijven wonen en werken. ‘Als ik over een jaar of dertig met pensioen ga, wil ik door de provincie kunnen fietsen met het gevoel dat we iets goeds gedaan hebben. En iets bijgedragen hebben, in plaats van te moeten denken: wat is het een rommeltje geworden. Ik ben een Groninger, ben hier opgegroeid en blijf hier ook. Dan moeten we er toch ook verdorie iets moois van maken.’
De brochure Ruimte voor Omgevingskwaliteit! (juli 2022) van het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie Groningen richt zich op bestuurders en medewerkers van gemeenten en waterschappen. Het begrip omgevingskwaliteit wordt erin geduid, daarnaast geeft de brochure een aantal inspirerende voorbeelden, eenvoudige tips en praktische instrumenten. Het Steunpunt Ruimtelijke Kwaliteit wordt uitgevoerd door Libau, adviesorganisatie voor omgevingskwaliteit en cultureel erfgoed in Groningen en Drenthe.