Op zoek naar een nieuwe stadsbouwmeester // Deel 3: Jan Theo van der Beek
Groningen krijgt in 2021 een nieuwe stadsbouwmeester. Wie moet de opvolger van Jeroen de Willigen worden? En wat worden zijn of haar belangrijkste opgaven? GRAS vraagt het verschillende mensen die vanuit hun vak met de stadsbouwmeester te maken hebben. In deel 3: projectontwikkelaar Jan Theo van der Beek. ‘We moeten in Groningen oppassen dat het programmatisch niet te eenzijdig wordt.’

Foto: Janna Bathoorn
Jan Theo van der Beek werd opgeleid als sociaal geograaf, en is in de bouw- en ontwikkelwereld eigenlijk een vreemde eend in de bijt. Na jarenlang voor bouwbedrijf Heijmans gewerkt te hebben, is hij nu adjunct-directeur bij Van Wijnen. In die rol is hij verantwoordelijk voor de afdeling projectontwikkeling.
We spreken elkaar op een heet en stoffig Suikerterrein, in de schaduw van een parasol en met koude cola binnen handbereik. Van der Beek komt hier wekelijks om te overleggen met de Ideeënjagers, een kweekvijver van het bedrijf. Deze door Van Wijnen opgezette, maar min of meer zelfstandig opererende club doet onderzoek naar het wonen, werken en recreëren van de toekomst.
Direct achter de uitvalsbasis van de Ideeënjagers staat de Loskade, een door Van Wijnen gebouwde circulaire pop-up-wijk. ‘Een bijzonder experiment’, zegt Van der Beek. De 46 eenheden – die vanwege de short-stay-functie geen woningen mogen heten – worden steeds voor maximaal zes maanden verhuurd. Aan expats en studenten, maar ook aan gezinnen.
De Loskade is volledig circulair en remontabel. Dat moet ook wel: in 2030 zal Van Wijnen het terrein weer leeg overdragen aan de gemeente. 'Het is een tijdelijke proeftuin waar we samen met onze partners volop kunnen experimenteren.’
Hoe heb jij als projectontwikkelaar met de stadsbouwmeester te maken?
‘Eigenlijk behoorlijk direct. Ik ben veel aan het verkennen en vaak bezig met nieuwe initiatieven. Het is daarbij belangrijk om al in een vroeg stadium te kunnen sparren over wat zou kunnen. Dan zit ik al snel met Jeroen de Willigen aan tafel, hij is vaak zelfs mijn eerste aanspreekpunt. De stadsbouwmeester geeft ons aan het begin van een project een kader met randvoorwaarden, zodat wij daarmee aan de slag kunnen.’
Wat zijn dat voor randvoorwaarden?
‘De focus ligt al snel op architectuur, dat zou best wat breder mogen zijn. Het helpt dat de huidige stadsbouwmeester een stedenbouwkundige achtergrond heeft. Je moet ook kijken naar wat voor programma je ergens wilt realiseren. Dat kan woningbouw zijn, maar ook een combinatie van functies.
‘Als ontwikkelaars hebben we aan het begin van een traject behoefte aan duidelijkheid’
‘Programmatisch moeten we in Groningen oppassen dat het niet te eenzijdig wordt. Er zou meer sociale woningbouw bij mogen. Ook op architectonisch vlak mag er wel wat meer aandacht komen voor sociale woningbouw. Daar moet je als stadsbouwmeester oog voor hebben. Zelfs vanuit een standaard bouwconcept kun je met aandacht en met liefde ontwerpen.
‘Nog zoiets: wat voor ambities hebben we op het gebied van duurzaamheid en circulariteit in de bouw? Ik vind het gek dat daar aan de voorkant niet of nauwelijks over wordt gesproken. Als ontwikkelaars hebben we vooraf behoefte aan duidelijkheid.’
Wordt dat een belangrijke taak van de nieuwe stadsbouwmeester?
‘Ja. Kaders stellen. Niet op projectniveau, maar op stedelijk niveau. Dat mis ik bijvoorbeeld aan de Friesestraatweg, waar je veel ontwikkelingen op de postzegel ziet. Er zijn nog maar een paar projecten gerealiseerd, maar een totale visie op dat gebied heb ik nog nooit gezien.
‘In Zwolle ontwikkelen wij Zwartewaterallee, een transformatiegebied. De gemeente heeft daar zoals vrijwel elke gemeente amper capaciteit. Daarom hebben ze – heel gedurfd – de bal bij de bouwers, ontwikkelaars en corporaties gelegd. Ze laten marktpartijen gezamenlijk een brede visie voor het gebied maken, van het programma tot duurzaamheid. De gemeente neemt daarbij zelf een toetsende rol in.
‘Met zo’n aanpak kun je ervoor zorgen dat een gebied op de kaart komt te staan. Het was niet gegarandeerd dat het goed zou uitpakken, maar het levert wel iets moois op. Je moet als gemeente durven loslaten, maar wel kaders stellen. Afstand nemen en alleen sturen op hoofdlijnen. Dat levert af en toe discussie op, maar uiteindelijk ook meer samenhang en draagvlak.’

Foto: Janna Bathoorn
Moet een stadsbouwmeester in dat opzicht vooral met de lange termijn bezig zijn?
‘Een project moet passen in het geheel, en daarvoor moet je vooruit kijken. Waar wil je als stad naartoe? Dat is misschien wel het allerbelangrijkste. Zo'n vergezicht gaat verder dan alleen stedenbouw en architectuur. Dan is een langetermijnvisie belangrijker dan de waan van de dag. In feite schept de stadsbouwmeester de kaders voor zijn of haar opvolger.’
Wat zijn de belangrijkste opgaven waaraan de nieuwe stadsbouwmeester moet gaan werken?
‘Het is voor mij makkelijk om te beginnen bij nieuwbouw. Maar er ligt ook een enorme opgave in de wijkvernieuwing. Zelfs al zouden we qua woningbouw niks in de bestaande wijken willen doen, dan ligt er nog steeds de opgave rondom de verduurzaming. En daarmee liggen er kansen om bestaande wijken aan te pakken en te verbeteren. Daarin zijn de corporaties aan zet, maar ook de marktpartijen. Ik vind dat wij daar ook een rol in kunnen en moeten hebben.
‘Met wijkvernieuwing moet je heel zorvuldig omgaan. Je hebt te maken met bestaande structuren, hoe zorg je ervoor dat je die verder versterkt? Daar gaan we de komende jaren veel aandacht aan besteden. Ik vind dat persoonlijk nog interessanter dan alleen de nieuwbouwopgave. Het is ingewikkeld, maar juist in de bestaande stad ligt de toekomst.’
Wat moet de nieuwe stadsbouwmeester voor persoon zijn?
‘Ik denk dat hij of zij, net als de huidige stadsbouwmeester, een stedenbouwkundige achtergrond zou moeten hebben. Het is een breed vakgebied, daarmee dek je de lading wel.
‘Om als stadsbouwmeester kaders te kunnen stellen heb je aanzien en invloed nodig’
‘Het moet sowieso iemand zijn die oog heeft voor diverse aspecten en verschillende talen spreekt. Een verbinder, iemand die in contact staat met partijen in de stad, maar ook binnen de gemeentelijke organisatie. Het is al lastig genoeg om in een project de verschillende afdelingen op één lijn te krijgen. Je zou haast een generalist moeten aanstellen, iemand die alles in huis heeft.'
Moet je als stadsbouwmeester ook autoriteit uitstralen?
‘Dat vind ik wel. Het kunnen scheppen van kaders werkt niet als je niet stevig bent. Daar heb je aanzien en invloed voor nodig. Aan de andere kant wil je wel het gesprek kunnen voeren. Ik verwacht niet van de stadsbouwmeester dat hij of zij alle oplossingen gaat verzinnen. Ruimte geven is belangrijk, niet alles doodreguleren.’

Foto: Janna Bathoorn
Hoe wordt in jouw omgeving naar de positie van stadsbouwmeester gekeken?
‘Het is een belangrijke pion, iemand die min of meer op een voetstuk staat. Die invloed heeft, een persoon waar je niet omheen kunt. Zo wordt er wel over gesproken. Tegelijk is er een zekere afstand. Dat is ook goed, als stadsbouwmeester heb je toch een andere verantwoordelijkheid dan een marktpartij. Je bewaakt de kwaliteit van de stad in brede zin. Eigenlijk is het best een lastige functie!'
De gemeente Groningen bestaat tegenwoordig ook uit dorpen. Moet de nieuwe stadsbouwmeester meer buiten de grenzen van de stad kijken?
‘Da's een goeie, daar had ik nog niet eens aan gedacht. Kun je nagaan. De opgave in de dorpen is heel anders, met krimp en de aardbevingsproblematiek. Geen leuke aanleidingen voor dorpsvernieuwing, maar wel een goede gelegenheid om problemen op te lossen. Dat moet je dan wel goed doen, je ziet genoeg voorbeelden waarbij het mis gaat, waar puur de technische oplossing bepalend is.
‘Qua schaal zijn de dorpen bescheidener, maar wat er gebeurt heeft wel veel impact. De vraag is of je als stadsbouwmeester in staat bent om ook dat op je te nemen. Op welke manier vul je dat in?’
Vind je het nodig dat Groningen een stadsbouwmeester heeft?
‘Ja. Ik vind het passen bij een stad als deze. Ik hou van Groningen en ik vind dat de stad een hoeder van de kwaliteit verdient. Best links voor een ontwikkelaar, of niet?’