Nieuwe grenzen // Stop eens een keer in Winneweer
De gemeente Groningen werd begin 2019 meer dan twee keer zo groot. Janna Bathoorn en Chris Zwart gaan op verkenning in het gebied dat we er ten noordoosten van de stad bij kregen. Hoe is het om daar te wonen? En waar zit de kwaliteit? Dit is deel 2 van de serie Nieuwe grenzen: Winneweer.

Dorp in een bocht
Winneweer. Het dorp met misschien wel de mooiste naam van alle dorpen in de gemeente Groningen. Hij kronkelt over je lippen als je hem uitspreekt. Dat is toepasselijk: de naam heeft te maken met de bocht ('wende') in de dijk ('weer') langs het Damsterdiep.
Het Damsterdiep is belangrijk voor Winneweer. Vroeger vooral in economisch opzicht, maar nu met name voor het karakter van het dorp. Winneweer ontstond op de plek waar het Damsterdiep de Stadsweg kruist. Waar het kanaal tussen de stad Groningen en Ten Post kaarsrecht is, begint het vanaf dat punt te slingeren. In een van de vele bochten bevinden zich de pakweg vijftig huizen die samen het dorpje vormen.
Als je Winneweer aan de westkant langs het Damsterdiep binnenrijdt, passeer je direct de voormalige directeurswoning van steenfabriek De Onderneming. De fabriek werd in 1902 opgericht en hield het een jaar of tachtig vol.
De hal waarin de steenovens stonden, staat er nog steeds. Kort na het verdwijnen van de fabriek kwam er een vaste vlooienmarkt in. Het feit dat die er decennia later nog steeds zit, lijkt erop te duiden dat de markt het goed doet. We besluiten te gaan kijken.

Fraai antiek en smoezelige barbiepoppen
In een voormalig PTT-hokje zit Gerrie Ganzeveld, samen met haar man Fokko uitbater van het pand. Het hokje werd ooit overgenomen van een opgedoekte supermarkt. Gerrie en Fokko wonen zelf niet in Winneweer, maar runnen de vlooienmarkt al bijna tien jaar. We betalen twee keer €1,50 (met je entreekaartje kun je gratis koffie of thee drinken in het bijbehorende café) en lopen naar binnen.
Het is rustig in de grote, hoge hal, die vol staat met aaneengesloten, onbemande stands. Een rij of zeven, steeds een meter of dertig lang. Soms lijken de spullen op een stand op thema gesorteerd, maar regelmatig staat er van alles door elkaar. Tegen de metalen wanden van de hal weerkaatsen Nederlandstalige meezingers, het past bij een plek als deze.
Alles wat je op een vlooienmarkt verwacht, is er – behalve de bezoekers
Smoezelige barbiepoppen met kapotgekamd haar liggen in een plastic bak tevergeefs te wachten op graaiende meisjeshanden. Konijnenhokken worden afgewisseld door wasmachines en mattenkloppers. In een doos liggen cd-roms die je de fijne kneepjes van Windows 95 en Excel 2000 leren.
Eigenlijk is alles wat je op een vlooienmarkt verwacht er, behalve de bezoekers. Het laatste hoogtepunt dateert van 2014, toen het illustere duo Max en Maxime in de hal optrad.
Een fraaie zwarte Remington met goudkleurige letters, vermoedelijk uit het eerste kwart van de vorige eeuw, lonkt naar ons. Een negentiende-eeuwse, met bonte kleuren beschilderde Zweedse dekenkist is een van de pronkstukken van de vlooienmarkt. Er zit al een bod van 250 euro op. Als je goed kijkt, vind je hier mooie dingen.


Achterhaald door internet
Sake Booi, een zestiger met een bril en een dun snorretje, is eigenaar van pakweg een kwart van de hier uitgestalde snuisterijen. Booi is een Fries, hij woont in Drachten. Of hij in Winneweer zou willen wonen? Hij schudt resoluut z'n hoofd. Tuurlijk, het is hier best mooi, maar Groningers en Friezen liggen elkaar nu eenmaal niet zo.
Booi weet dat het concept van de overdekte vlooienmarkt allang achterhaald is door de kringloopwinkels, maar vooral door het internet. De enige reden dat de vlooienmarkt in Winneweer nog bestaat, is volgens hem het feit dat er in het pand ook een café en een hengelsportwinkel zitten.
De hal waarin de vlooienmarkt zich bevindt, is in handen van een vastgoedboer die ook panden in de stad heeft, weet Booi. Hij kijkt eens om zich heen en trekt een bedenkelijk gezicht. 'Als dit hier weggaat, zou ik niet weten wat ervoor terug zou moeten komen.'

Gefrituurde braadworst
We drinken in het café onze gratis koffie. De kopjes en schoteltjes met Delfts blauw bloemmotief komen vermoedelijk rechtstreeks van een van de stands in de hal. De ronde crèmekleurige tafeltjes en houten stoelen met bruine bekleding staan hier ongetwijfeld al sinds 1986.
Op de dubbele biertap prijkt nog het oude, rode Heineken-logo. Freddy Heineken bedacht eind jaren tachtig dat groen marketingtechnisch een betere kleur was, en veranderde het. In café De Vlomarkt in Winneweer is het zover nog niet gekomen.
We zitten op de plek waar zich vroeger de kantine van de steenfabriek bevond. Hier aten steenbakkers decennia lang zwijgend hun meegebrachte boterhammen op. De ruimte is nu zelden nog gevuld, vertelt eigenaar Fokko Ganzeveld, op een incidenteel feestje of partijtje na. Aan de prijs van een flesje bier (1 euro 85) kan het niet liggen.
Eind jaren tachtig veranderde Heineken vanuit marketingtechnisch oogpunt de kleur van het logo. In café De Vlomarkt in Winneweer is het zover nog niet gekomen
Ganzeveld: 'Toen we net open waren, kwamen hier makkelijk zevenhonderd mensen in een weekend.' Ook het café werd vroeger een stuk beter bezocht dan nu – voordat hij het overnam kwam hij er zelf ook graag een biertje drinken. Een tijdje geleden stond ineens een groep studenten op de stoep, ze waren op kroegentocht. Onverwacht zat de zaak een paar uur lang vol.
Het zou een gouden concept kunnen zijn voor in hun voortbestaan bedreigde café's als deze, op fietsafstand van de stad. Organiseer kroegentochten voor studenten, dan heb je nooit gebrek aan klandizie.
We vragen Ganzeveld naar de mensen uit Winneweer. Komen die hier wel eens? Het blijkt niet zo te zijn. 'De mensen in het dorp zijn erg op zichzelf.' We besluiten zelf te gaan kijken hoe het zit.
Gerrie brengt de enige gast in het café, een man met lang haar en een oorring, een bord met twee kroketten. Even later komt ze terug met een gerimpelde, lange worst. Het blijkt een experiment te zijn: gefrituurde braadworst. De worst is voor Sake Booi, die hem zwijgend opeet terwijl hij aan een tafeltje de krant leest. Bezoekers verwachten ze toch niet direct.

Eetcafé te koop
Als we vanaf de vlooienmarkt over de Rijksweg, die langs het Damsterdiep slingert, naar het dorp fietsen, vaart een klein motorbootje over het Damsterdiep. Twee jongens van een jaar of tien profiteren van het mooie weer en van het water. Een paar meerkoeten rennen geschrokken de wal op.
Een rijtje vroeg-twintigste-eeuwse arbeiderswoningen, op een steenworp afstand van het voormalig fabrieksterrein, houdt de herinnering aan de steenfabriek hoog. Een stukje verderop staat eetcafé-bar Winneweer. Het is het oudste pand van het dorp en was vroeger een goed bezochte herberg. In 2019 gaat het alleen nog op afspraak open, het staat zelfs te koop. In de muur zijn scheuren voorzien van een gekleurde laag.
Vanaf de Rijksweg gaan we rechtsaf het bruggetje over. Hier pikt de Stadsweg de draad weer op, na tussen Ten Post en Winneweer tijdelijk verder te zijn gegaan als de Delleweg.
Laat-negentiende-eeuwse boerderijtjes worden afgewisseld door meer recente woningen. Het straatprofiel oogt wat rommelig, maar ook sympathiek. Een opgekrikte Toyota MR2 met twee wielen staat in een betegelde voortuin te wachten op een beter lot. Het is zaterdagmiddag, en op straat is het stil. Vermoedelijk zitten de mensen achter hun huis in de zon – we kunnen ons er wel iets bij voorstellen.


Ondernemend dorp
Anita en Marcel Oomen zijn met hun nichtje Marjolein aan het werk in hun achtertuin. Ze zijn al een paar uur aan het snoeien, hakken, graven en slepen. De diepe tuin grenst aan het Damsterdiep. Een robotmaaier vindt geluidloos zijn weg over het gras.
Als we vertellen wat we komen doen, besluit Anita dat het tijd is voor pauze. 'De kaasboer is net geweest,' zegt ze, 'dus jullie hebben geluk.' Even later staat de tafel vol met fris, bier, water, kaas en worst. In de aangrenzende tuin spelen de kleinkinderen van de buren.
Anita is vertaler en heeft haar eigen bureau aan huis. Ondertussen studeert ze psychologie in de stad. Marcel heeft een loonbedrijf dat gespecialiseerd is in het oogsten van biomassa in wetlands. Anita's broer Richard, die een dorp verderop woont en met de hond langskomt, is een van zijn werknemers.
'We zijn heus niet allemaal vrienden, maar we staan wel altijd voor elkaar klaar'
Winneweer is een opvallend ondernemend dorp. Anita en Marcel beginnen op te sommen wat er allemaal zit, en komen zo tot zo'n vijftien bedrijven en bedrijfjes. Van pedicuresalon tot auto-onderdelenhandel. En dat voor een dorpje van maar zo'n honderd inwoners.
Dat de mensen op zichzelf zijn in Winneweer, blijkt een fabeltje. Iedereen kent elkaar. Marcel: 'We zijn heus niet allemaal vrienden, maar we staan wel altijd voor elkaar klaar. En als er iets georganiseerd wordt, is daar altijd animo voor.'
Passend bij een dergelijk gemeenschapsgevoel is het verloop in Winneweer niet hoog. Er wonen vooral mensen die er altijd al woonden. Winneweer is geen forensendorp, zoals Ten Post of Thesinge. Anita vertelt hoe een paar jaar geleden een gezin uit Syrië in het dorp kwam wonen en helemaal opgenomen werd in de dorpsgemeenschap. Andere exotische bewoners kan ze zich niet herinneren.


Leegstaande villa's
Tegenover het huis van Marcel en Anita staat de opvallende witte villa waar Marcel's moeder woonde. Het huis dateert uit 1880, eromheen ligt een grote tuin. De villa staat al een tijdje leeg, en moet momenteel zo'n 280 duizend euro kosten. Marcel woonde er zelf rond zijn twintigste een paar jaar. Twintig jaar geleden begon hij zijn eigen huis te bouwen. Het is nog altijd niet af, zien we als we naar binnen lopen, maar dat maakt Marcel niet uit.
Er staan nog twee bijzondere villa's in het dorp, waarvan de meest prominente ook leegstaat. Voor ruim zes ton mag je je eigenaar noemen van de voormalige directeurswoning van stoomhoutzagerij Nanninga. De Nanninga's hadden in de negentiende en twintigste eeuw behoorlijk wat invloed op de ontwikkeling van Winneweer. Hun fabriek stond er van 1858 tot 1981 en zorgde ervoor dat Winneweer tot bloei kwam. De eclectische villa uit 1853 is een rijksmonument en was het allereerste woonhuis van Winneweer.
In de derde villa, die Derk Nanninga in 1893 voor zijn zoon liet bouwen, woont een vrouw uit Amsterdam. In de voortuin lopen varkens. Ze mogen ook in huis, weet Marcel.

Een groepje wielrenners suist langs. 'Dit is zo'n mooi stuk!', roept een van hen tegen de anderen in het groepje. Uit het feit dat vanmiddag de ene na de andere wielrenner door Winneweer rijdt, blijkt dat deze man niet de enige is die er zo over denkt.
Winneweer is typisch zo'n dorp waar je doorheen rijdt, verwonderd om je heen kijkt, maar niet stilstaat. Voor je het weet ben je er weer uit. Vandaag komen we erachter dat dit ten onrechte is. Winneweer is de moeite van het stoppen waard.
Zo in het zonnetje, in de groene tuin van de Oomens aan het rustig kabbelende Damsterdiep, kunnen we ons goed voorstellen dat het hier prima wonen is. De landelijkheid en de rust zijn de grootste kwaliteiten van Winneweer, als je het Anita vraagt: 'Elke ochtend zit ik hier een half uur in de tuin om yoga te doen. Dan hoor ik alleen de vogeltjes. Soms scharrelen er egeltjes rond.' Ze kijkt om zich heen. 'Snap je het?'
We snappen het helemaal.