Het geluk in Meerstad
Ik fietste vanuit het centrum van de wereld naar de periferie om een bezoek te brengen aan Meerstad, waar zich naar verluidt het geluk schuilhoudt. Het leven is er rustiger, groener en vooral veiliger. Ik koos een willekeurig huis uit en belde aan. Wie het geluk op z’n staart wil trappen moet het toeval vrij spel geven.
Een dodelijk vermoeide man, waarschijnlijk gebroken door een combinatie van thuiswerken en thuisonderwijs, deed open.
‘Mag ik misschien uw koffiezetapparaat fotograferen?’, vroeg ik opgewekt.
Hij zuchtte alsof ik een Jehova’s getuige was, maar in plaats van me direct weg te sturen ging hij het even aan zijn vrouw vragen. Helaas, ze vond het vanwege corona niet verantwoord.
‘Geen probleem,’ zei ik, ‘mag ik vragen wat voor merk u in huis heeft?’ Ik haalde zonder blikken of blozen een blocnote en potlood uit mijn rugzak en noteerde het merk en het huisnummer. Een Braun op nummer 12. Je wist nooit wanneer dergelijke informatie van pas kwam.
Bij het volgende adres had ik nog maar net aangebeld of de deur zwaaide al open. Een kleine, tengere vrouw met kortgeknipte zwarte haren keek me nieuwsgierig aan. Het geluk kan je soms ineens bespringen, dat is bekend. Maar de vrouw besprong me niet, ze liet me gewoon binnenkomen.
‘Mijn koffiezetapparaat is heel makkelijk te bedienen’, zei ze verleidelijk. Toen zag ik ineens dat ze twee verschillende schoenen aanhad. Een zwarte en een crèmekleurige. Merkwaardig. Zou haar voet soms gebroken zijn? Of misschien had ze gewoon twee totaal verschillende voeten. Die laatste gedachte bleef door mijn hoofd spoken.
‘Wil je koffie?’, vroeg ze.
‘Graag’, wist ik uit te brengen. De koffie begon te lopen. Het smaakte niet echt lekker, maar ook niet vies. Er zat een dikke schuimlaag op.
‘We hebben hier het grootste landschapskunstproject van Nederland’, zei de vrouw. Daarmee wilde ze maar aangeven dat Meerstad wel degelijk meetelt in de wereld. Bij navraag bleek het om een fietspad in een glooiende groene omgeving te gaan.
Toen we afscheid namen wilde ze nog weten wat ik hier eigenlijk deed. Ik vertelde haar dat ik had begrepen dat mensen in Meerstad gaan wonen om gelukkig te worden.
‘Dat klopt wel, denk ik, maar het went snel…’, merkte ze op.
‘Wat?’, wilde ik weten.
‘Het geluk.’
‘Ah, ja, dat zal wel ja...’
De duisternis was inmiddels ingevallen en de mensen hadden de lichten in hun huizen ontstoken. Ik dacht aan het geluk, de verveling en aan een fietspad dat als landschapskunst wordt verkocht. Ik keek nog eenmaal naar de schoenen van de vrouw die mij koffie had gegeven. Maar ik vroeg niets, bang om iets verkeerds te zeggen.

Foto: Peter de Kan
Deze column sprak Bram eerder uit in de talkshow Talk of the Town.