Haal de pop uit de Poort
De zin en onzin van een nieuw cultuurcentrum
Onder de werktitel De Nieuwe Poort wordt nagedacht over een vervanger voor cultuurcentrum De Oosterpoort. Dat het een duur gebouw gaat worden, was al duidelijk. Maar nu de teller steeds verder oploopt, groeien de twijfels. Gelukkig maar, want wie de onderliggende stukken goed beschouwt, kan maar tot één conclusie komen: het plan is onrijp. Het is daarom de hoogste tijd voor een alternatief.
Op 1 december 2021 stuurde het toenmalige college van B en W een brief over de voortgang van De Nieuwe Poort aan de Groningse gemeenteraad. Ik las de tekst met verbazing. Het met wensdenken en cultuurmarketing doordrenkte verhaal riep eigenlijk vooral vragen op. Nog meer dan eerdere stukken, studies en ambitiedocumenten al eens hadden gedaan.
Hoe is het toch mogelijk dat Groningen zich op basis van een wankele onderbouwing in zo’n avontuur stort? Waarom moeten al die functies in één gebouw? Welke lobby zit hierachter?
En waarom is in hemelsnaam gekozen voor het stationsgebied als locatie? Welke rol speelt SPOT nu precies? En hoe kan het dat in de plannen zo gemakkelijk afscheid genomen wordt van die markante, eigenlijk gewoon rijksmonumentale Oosterpoort?
Inmiddels zijn we bijna twee jaar verder, sinds de brief van het college. SPOT heeft er in de tussentijd alles aan gedaan om haar lobby extra kracht bij te zetten. De Nieuwe Poort wordt gepresenteerd alsof er geen weg terug meer is. Ondertussen wordt de raad verleid met werkbezoeken aan podia die als voorbeeld kunnen dienen.
Toch merk ik dat de twijfel steeds breder begint toe te slaan. Nochtans vooral vanwege de kosten: De Nieuwe Poort dreigt met stip het allerduurste gebouw te worden dat Groningen ooit ontwikkelde. Zo gingen de schattingen in de zomer van 2022 al van 221 miljoen naar 268 miljoen euro. Op dit moment wordt gesproken over een veelvoud daarvan.
Mede hierdoor kondigde de gemeente recent extra onderzoek aan. De lijst van projecten die ook elders in de gemeente aandacht vragen is namelijk fors: van kunstencentrum Vrijdag en de Martinihal tot de aanpak van Kardinge. Bovendien koerst Groningen de komende drie jaar af op een tekort van 44 miljoen euro.
Het moet dus soberder met die Nieuwe Poort. Zelfs de Suikerzijde, die eerder door SPOT was afgeschoten, komt daardoor weer op tafel als alternatieve locatie, hoewel de zuidzijde van het stationsgebied volgens B en W nog altijd de voorkeur geniet.
Geld zet de plannen dus onder druk. Begrijpelijk, gezien de dreigende tekorten, maar eigenlijk ook een beetje raar. Want hoe goed doordacht is het plan van SPOT nou echt? Wat zijn de consequenties voor de stad? En hebben we er ruimtelijk-strategisch echt goed genoeg over nagedacht? Wat mij betreft is dat nog maar zeer de vraag. Het is daarom de hoogste tijd om de droom van SPOT nog eens goed tegen het licht te houden.

Impressieschets van De Nieuwe Poort, gemaakt door de architecten van team4
Het waarom van De Nieuwe Poort
Voordat we de plannen op de snijtafel leggen, eerst even een korte terugblik. Want waarom is dat nieuwe muziekcentrum ook alweer nodig? Daarvoor pakken we de collegebrief van december 2021 erbij.
‘In 2017 werd duidelijk dat De Oosterpoort als regionaal podium niet meer voldoet’, lees ik. ‘Ondanks de goede reputatie is na ruim 50 jaar het einde van de levenscyclus in zicht, wat zich uit in zaken als logistieke beperkingen, omgevingshinder en gebrekkige kansen voor verduurzaming. […] Een opvolger realiseren op de huidige locatie, al dan niet door het renoveren van De Oosterpoort, biedt volgens onze inzichten onvoldoende perspectief. Zo wegen de (forse) kosten van een renovatie niet op tegen het resultaat, dat bijvoorbeeld niet alle bestaande problemen oplost. Ook heeft het verplaatsen van de programmering tijdens de bouw gevolgen voor onze marktpositie en is dit operationeel en financieel een enorme uitdaging.’
Renoveren en verduurzamen is dus te duur, lost niet alle problemen op en biedt geen ruimte voor de ambities van SPOT – tenminste, dat is wat de collegebrief ons voorspiegelt. Voor wie wil weten om welke ambities het dan gaat, staat er het volgende: ‘De zoektocht naar een opvolger begon met de vraag naar een voorziening die fysiek en inhoudelijk toekomstbestendig is. Een verkenning wees uit dat dit een andere opzet vereist: aansluiting houden bij de markt en de ambities van Cultuurstad Groningen vraagt, naast een zaal voor klassiek, een aparte, sterk vergrote zaal voor pop en andere moderne voorzieningen als ‘plug&play’.’
Samengevat: als we niks doen, missen we de boot, en gaan al die aantrekkelijke acts aan onze neus voorbij. SPOT vertelt daarbij dat het nu al regelmatig ‘nee’ moet verkopen als er iets smakelijks voorbijkomt. Simpelweg omdat de huidige grote zaal in de Oosterpoort te klein is, of al bezet. En dat is jammer, want pop is naar eigen zeggen ‘hét verdienmodel van exploitant SPOT’.
De ruimtelijke verkenning en de inpassingsstudie van De Nieuwe Poort hebben het karakter van een à-la-carte-bestelling. Dat wekt argwaan
Toen in juni 2018 de Ruimtelijke Verkenning Nieuw Muziekcentrum Groningen gepresenteerd werd, verbaasde het me al hoezeer met zevenmijlslaarzen door de casus heen gebanjerd wordt. Al vermoed ik dat je zowel in die verkenning als in de collegebrief van december 2021 toch vooral de stem van SPOT hoort.
Opmerkelijk is dat alles op het eerste gezicht heel zorgvuldig lijkt te gebeuren. Er worden juichende brochures en rapporten volgeschreven: van de ruimtelijke verkenning en een onderzoek naar de huidige staat van De Oosterpoort tot een studie naar de inpassing van De Nieuwe Poort op de voorkeurslocatie aan de zuidkant van het Hoofdstation, aangevuld met een kleurig magazine vol flitsende foto’s van vrolijke mensen die ‘aan cultuur doen’.
Maar ook opvallend is dat al die documenten toewerken naar dezelfde voorspelbare conclusie: een groot nieuw muziekcentrum is de enige weg. En dat kan maar op een plek: ‘Een nieuw muziekcentrum dat kan dienen als opvolger van De Oosterpoort past uitstekend in het stationsgebied’, stelt SPOT naar aanleiding van de inpassingsstudie vol trots.
Kritische noten zijn afwezig, waarbij vooral de ruimtelijke verkenning en de inpassingsstudie het karakter hebben van een à-la-carte-bestelling. Dat wekt argwaan. Zeker omdat een goed verstaander zonder veel moeite door de inhoud van al die rapporten heen prikt.
Verduurzamen in plaats van slopen
Laten we beginnen met het argument dat De Oosterpoort aan het eind van z’n levenscyclus is. Als pakweg de Groningse Stadsschouwburg, het Amsterdamse Concertgebouw, Carré of de Haagse schouwburg om die reden gesloopt zou worden, zou de kamer te klein zijn. Te makkelijk wordt voorbijgegaan aan de cultuurhistorische waarde van De Oosterpoort. Het is een rijksmonument in de dop, een prachtig tijdsbeeld, uniek in Nederland, en met een fantastische grote zaal waarvan de akoestiek binnen en buiten Groningen wordt geroemd.
En voor wie deze kwaliteit (nog) niet ziet: laat je oordeel niet verstoren door de ietwat misplaatste gevel die er in de jaren negentig tegenaan geplakt is.
Dan het argument over de gebrekkige kansen voor verduurzaming. Dat is gebaseerd op het Onderzoek renovatie De Oosterpoort dat – het in Groningen wel erg vaak opduikende – adviesbureau Draaijer in 2018 in opdracht van de gemeente uitvoerde. Daarbij onthoud ik me even van uitspraken over hoe goed het is dat hetzelfde bureau zo vaak ingeschakeld wordt.
Welgeteld één paragraaf in het onderzoek draagt de titel ‘duurzaamheid’. Daarin staat de conclusie dat het gebouw energiezuinig gemaakt kan worden, maar niet volledig energieneutraal. Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheden het gebouw beter te isoleren – dat kan – en op de verduurzaming van installaties en verlichting. Wat betreft de eigen energieopwekking wordt geconstateerd dat het dak kansen biedt en – serieus, het staat er – dat een windmolen, gezien de ligging van het gebouw, niet reëel geacht wordt.
Ik wil niks afdoen aan het werk van Draaijer, maar is het niet wat dun om de grootse conclusie ‘gebrekkige kansen voor verduurzaming’ te baseren op dit rapport? Met daarbij nog de aantekening dat ik het adviesbureau die conclusie zelf nergens zie trekken. Ja, ze stellen dat het gebouw niet volledig energieneutraal gemaakt kan worden, maar dat geldt zo ongeveer voor de halve stad. En helemaal voor grote publieke gebouwen als, bijvoorbeeld, een groot nieuw muziekcentrum achter het station.
Meteen rijst een andere vraag. Want hoe duurzaam is het om een gebouw met de schaal en omvang van De Oosterpoort te slopen? En dan ook nog eens een cultuurhistorisch waardevol gebouw met bewezen kwaliteiten, die de organisatie nota bene zelf – zij het in een bijzin – benoemt?
Waar zijn de circulaire ambities, ook van ons progressieve gemeentebestuur? Wordt in de plannen meegenomen wat de duurzaamheidswinst is wanneer we juist wél kiezen voor behoud? Nergens lees ik erover. Vreemd, want als iets in deze tijd aandacht behoort te krijgen, is het wel de noodzaak om te verduurzamen.
Slopen? Dat zouden we eigenlijk niet meer moeten doen. Transformatie moet altijd de eerste keus zijn. En de tweede, en de derde.
Kenmerkend voor de tunnelvisie van met name SPOT is dat er nooit volwaardig gekeken is naar de transformatiekansen van De Oosterpoort, laat staan dat er een gedegen ontwerpend onderzoek naar de mogelijkheden van het huidige gebouw is gedaan. En dat terwijl er tal van voorbeelden zijn van prachtige duurzame renovaties van cultuurgebouwen, of van voormalige industriegebouwen die een culturele functie hebben gekregen.
Kijk alleen al naar de prachtige renovatie en uitbreiding van Musis Sacrum, het concertgebouw van Arnhem, door Van Dongen Koschuch Architects. Of naar de wijze waarop Civic Architects in Tilburg een gigantische oude locomotiefloods omtoverde tot de LocHal, een publieke stadshal met ruimte voor kunst, cultuur, ontmoeting en een bibliotheek. Daarbij is het helemaal niet de vraag óf De Oosterpoort getransformeerd kan worden, en dus behouden kan blijven. Want natuurlijk kan dat. Maar SPOT wil het niet.
Ik vraag me af of ik in dit licht nog veel woorden vuil moet maken aan de ‘forse kosten’ die verduurzaming van de bestaande Oosterpoort volgens SPOT met zich mee zou brengen. Zeker nu vaststaat dat de kosten van nieuwbouw de geschatte 268 miljoen waarschijnlijk ver gaan overstijgen. Het is goed om te weten dat in dat bedrag veel nog niet eens is meegenomen, zoals een goede parkeeroplossing voor zowel auto’s als fietsen. En dan heb ik het nog niet over de steeds maar stijgende bouwkosten. Het zou me niets verbazen wanneer het uiteindelijke bedrag ergens rond of zelfs ver boven de 400 miljoen uit gaat komen.
Doe het goede
Bedragen als deze zijn op zichzelf niet vreemd. Grote, complexe cultuurgebouwen zijn nou eenmaal duur. Dat komt door de enorme hoeveelheid techniek en installaties, de zalen die volume nodig hebben en de opgaven op het vlak van akoestiek, podia en publiek. Tal van nieuwe of vernieuwde cultuurgebouwen in binnen- en buitenland lieten al zien dat dit niet voor een prikkie kan.
Het gevierde Opera House in Oslo, opgeleverd in 2008, kostte een slordige 440 miljoen euro. Het ultieme voorbeeld is de Elbphilharmonie in Hamburg, geopend in januari 2017. Die ging na jaren van bouwen en ontwikkelen ruim tien keer over de kop. Oorspronkelijk begroot op 77 miljoen euro, eindigde de teller ergens rond de 800 miljoen. Een extreem geval, en van een andere orde dan De Nieuwe Poort, maar het zegt wel iets.
Dichter bij huis vind je de uit 2014 stammende verbouwing en uitbreiding van TivoliVredenburg. Daar, in Utrecht, liepen de kosten op van 98 miljoen tot 156 miljoen euro. In Den Haag deden ze er, met het recent geopende Amare, nog een schepje bovenop. Uiteindelijk kostte de bouw van dit enorme theater annex evenementenlocatie 520 miljoen euro, terwijl het oorspronkelijk begroot was op 170 miljoen. Overigens geldt voor zowel Utrecht als Den Haag dat er jaarlijks flink wat geld bij moet om de exploitatie rond te krijgen. In beide steden was het aanvankelijk toch iets te rooskleurig voorgesteld.
Natuurlijk moeten we ons niet blindstaren op die kosten. Gebouwen als het Opera House en de Elbphilharmonie hebben Hamburg en Oslo veel gebracht. Beide steden zijn een stuk groter dan Groningen, maar toch. Ondanks de hoge kosten overheerst momenteel de trots. Of dat voor TivoliVredenburg en Amare ook al geldt, is nog even de vraag. Zo voeren in Den Haag de discussies over de kosten de boventoon, al kan dat nog veranderen. De kostenovertijging is zelfs dermate dat Den Haag nu wel een mooi nieuw gebouw heeft, maar geen geld om het te programmeren.
In Utrecht blijkt ondertussen niet iedereen even positief. Weliswaar is menigeen blij dat de oude zaal van Vredenburg, een ontwerp van Herman Hertzberger uit de late jaren zeventig, behouden is gebleven. Maar het samenbrengen van ‘alle muziekgenres onder een dak’ heeft er ook voor gezorgd dat de sfeer van het oude Tivoli helemaal weg is. Daarnaast zijn er twijfels over hoe verstandig het was om zoveel cultuur te bundelen in één gebouw, bezien vanuit het oogpunt van bredere stadsontwikkeling. Het haalt immers op andere plekken de loop en het leven uit de stad.
Ook de compacte stapeling van concertzalen blijkt in Utrecht toch niet echt ideaal te zijn. Zo hebben de zalen ‘last van elkaar’, zowel logistiek als door een geluidslek. Dat maakt gelijktijdig gebruik moeilijk. De popzaal hadden ze achteraf bovendien liever een tikje groter gehad, met 3000 staplaatsen in plaats van de huidige 2000. Ook groeien de twijfels over de ruimtelijke impact.
Je mag een duur gebouw neerzetten, maar je overwegingen moeten ijzersterk zijn en je concept moet op alle fronten klinken als een klok
Al met al heeft het ertoe geleid dat in Utrecht alweer nieuwe plannen worden gemaakt. Zo wil TivoliVredenburg een nieuwe entree aan het Vredenburgplein en is er de wens om het complex beter aan te laten sluiten op de omgeving. Ook de ruimte rond de Grote Zaal moet anders, om bezoekers beter te kunnen ontvangen. Het blijkt allemaal toch wat te krap.
De grap is dat het erop neerkomt dat de boel in oude luister zou moeten worden hersteld, in lijn dus met het ontwerp van Vredenburg uit de late jaren zeventig. Want al bleef de oude zaal behouden, de foyers eromheen hebben bij de verbouwing aan uitstraling ingeboet, concludeert TivoliVredenburg nu.
Wat leren bovenstaande voorbeelden ons precies? Enerzijds dat het in principe niet uitmaakt als De Nieuwe Poort een duur gebouw wordt. Anderzijds dat je wel verdomd zeker moet zijn dat je het goede doet. Je overwegingen moeten ijzersterk zijn en je concept moet klinken als een klok, op alle fronten: van het gebouwprogramma tot de locatie en alles wat daartussen zit.
En ja, de voorbeelden leren ons ook dat je niet te snel afscheid moet nemen van bestaande en bewezen waarden. De magnifieke foyer en omloop die nu onderdeel van De Oosterpoort zijn, krijg je bijvoorbeeld niet zomaar terug in een nieuw gebouw. Daar kun je dus maar beter zuinig op zijn.
Met het oog op de tijd waarin we leven, komt daar nog een aantal belangrijke overwegingen bij. Want wat is de meest duurzame keuze? En wat levert het de stad als geheel op? Hoe maak je plannen wederkerig?
Voor De Nieuwe Poort betekent dit dat het plan meer moet zijn dan louter een antwoord op de vragen en ambities van SPOT. Het dient op diverse schaalniveaus en vanuit verschillende perspectieven tot meerwaarde te leiden. Of dat gaat gebeuren is twijfelachtig. In mijn omgeving en professionele netwerk moet ik de eerste persoon die onverdeeld positief is over De Nieuwe Poort nog tegenkomen.
De partijen achter de huidige plannen, met SPOT voorop, vergalopperen zich. Wat ze bedacht hebben doet weinig recht aan bestaande waarden, ademt cultuurmarketing, staat bol van wensdenken en slaat ook qua locatie en bundeling van zalen in een gebouw de plank behoorlijk mis.
Gesloten schoenendozen
Resumerend begint mijn twijfel over de plannen met het verbazingwekkende gemak waarmee SPOT – en de gemeente Groningen – De Oosterpoort al hebben afgeschreven. Veel te snel zijn ze over de cultuurhistorische waarden en de potentie van het huidige gebouw heen gestapt. En dat terwijl een groeiende groep sloop absoluut als not done beschouwt.
Een ander punt van kritiek zijn de kosten. Niet zozeer de hoogte ervan, maar vooral de versobering die op dit moment al ingezet wordt met het oog op besparing. Het risico is groot dat die ten koste zal gaan van de publieke kwaliteit en het publieke karakter, zeker wanneer we vast blijven houden aan de huidige ambities en uitgangspunten van SPOT.
Daarnaast zijn er grote twijfels over de vraag of zo’n groot complex überhaupt wel uit kan groeien tot een gebouw dat waarlijk van en voor de stad is, en of alles wel onder één dak moet. Wordt hier wel goede stadsontwikkeling bedreven? Of, eigenlijk: waar is de integrale stadsontwikkeling überhaupt?
Om de kritiek goed te kunnen begrijpen, is het van belang om op hoofdlijnen scherp te hebben wat voor type gebouw SPOT voor ogen heeft. Plat gesteld is dat niet veel meer dan een aaneenschakeling van grote gesloten schoenendozen vol techniek: de zalen. SPOT wil er vier, te beginnen met The White, een zaal met een capaciteit van 3200 staplaatsen. Dit moet de zelfbenoemde cash cow worden, waar acts een plek gaan krijgen die nu nog kiezen voor Den Haag, Tilburg en Utrecht.
De volgende zaal draagt de werktitel The Purple. Dit is de klassieke zaal, die in de woorden van SPOT ook geschikt is voor seated pop. De insteek is dat deze zaal wat kleiner wordt dan de huidige grote zaal van De Oosterpoort. Die biedt ruimte aan 1150 zitplaatsen of 2000 zit- en staanplaatsen. Dat er in The Purple minder plaatsen zijn, betekent overigens niet dat de zaal in kubieke meters substantieel kleiner wordt. Een klassieke zaal heeft namelijk, vanuit het oogpunt van de akoestiek, gewoonweg volume nodig. Dat maakt The Purple, nog los van de techniek, net als The White een dure zaal – niet in de laatste plaats in de exploitatie.
The Orange, een flexibel te gebruiken zaal, moet een verbeterde versie van de huidige kleine zaal worden. Dat betekent ruimte voor allerlei genres: van kamermuziek, jazz en hiphop tot wereldmuziek. Tot slot is er The Green, een zaal met ruimte voor 150 tot 300 bezoekers. SPOT beschouwt dit als ‘een laboratorium voor nieuwe genres en (regionaal) talent. Een ruimte voor experiment, die ook een rol kan spelen in het programma rond het onderwijs (‘Cross Wise’) en in de amateurkunst’.
Als er zo veel Engelse termen passeren ben ik altijd op mijn hoede. Los daarvan is het prettig dat SPOT met het benadrukken van de potentie van de cash cow geen doekjes windt om de daadwerkelijke drijfveren. Marketing, logistiek, geld, groei en exploitatie zijn bepalend. Daarbij draait veel, zo niet alles, om die grote popzaal, The White, waar dus het geld verdiend gaat worden. De zaal is volgens de organisatie keihard nodig om überhaupt toekomst te hebben. Want Groningen Popstad, dát is de toekomst. Als we daar niet in investeren, gaat het mis, en zouden we ook zomaar Eurosonic Noorderslag kwijt kunnen raken.
Het is een wonderlijke redenatie. Allereerst omdat we het volgens mij al jaren doen zonder een grote popzaal. En vooral omdat de charme van Eurosonic juist is dat de hele stad een podium wordt. Los van de conferentie vindt slechts een klein deel van het programma plaats in De Oosterpoort: het door Nederlandse acts bevolkte Noorderslag. Sorteert SPOT voor op een andere opzet, waarbij festivals als Eurosonic volledig plaats gaan vinden in één groot gebouw? Je zou het haast denken.

Ruimtelijke studie De Nieuwe Poort - Model A

Ruimtelijke studie De Nieuwe Poort - Model B
Goed om te weten is dat The White, de zaal die we dus nu niet hebben maar wel schijnen te missen, behalve de gewenste cash cow waarschijnlijk ook de grootste aanslag op het bouwbudget zal zijn. Dit soort multifunctionele plug-and-play-zalen zijn namelijk zeker op het vlak van techniek en installaties buitengewoon kostbaar. Ook laten ze zich niet per definitie makkelijk combineren met andere zaaltypen, zoals bijvoorbeeld in Utrecht blijkt. Dat komt deels door het ruimtebeslag, maar ook door de logistiek die nodig is: dit zijn de zalen waar grote vrachtwagens zo ongeveer naar binnen moeten kunnen rijden.
Dat zalen als The White zo duur zijn, zie je vaak van buitenaf niet. Het zijn veelal dichte logistieke dozen, waarvan de gevel nog wat opgeleukt wordt met geperforeerd plaatmateriaal, rubber tegels, een groot logo of een andere leuke toevoeging. Pak er maar eens wat foto’s van 013, AFAS Live en de Ziggo Dome bij, dan krijg je een beeld. Deze voorbeelden in Tilburg en Amsterdam laten meteen ook zien hoe moeilijk het is om van een grote zaal, laat staan een set van zalen, een echt stedelijk gebouw te maken. Een vriendelijk, publiek en open gebouw, met een goede plint en zo min mogelijk blinde muren.
Het geld zit bij dit soort grote popzalen vooral aan de binnenkant. Iets teruggeven aan de omgeving doen ze eigenlijk niet. Tenminste, niet vanzelf. Als je wilt dat ze meer dan een zaal zijn, en leven in de omgeving brengen, dan heb je ook andere functies nodig. En als je ook nog eens wilt dat het aangename publieke gebouwen worden, met een prettige entree en een ruime foyer, dan zul je budget moeten oormerken om letterlijk ruimte te maken.
Precies dat is wat het Forum zo bijzonder maakt, net als de LocHal in Tilburg en, daar is-ie weer, onze huidige Oosterpoort. De grote foyer is hier een ruimte die geen cent opbrengt, maar oh zo belangrijk is voor de beleving van het gebouw. Dit soort royale ruimtes maken een cultuurgebouw tot aanzienlijk meer dan een veredelde schoenendoos.
Toch is het nog maar de vraag of dit soort waarden behouden blijven wanneer de kaasschaaf van de versobering voorbijkomt. Gebruiken we het geld voor state of the art zalen, voorzien van alle technische snufjes? Of maken we ook – en vooral – een steengoed publiek cultuurgebouw van en voor de stad?
Meer dan een muziekcentrum?
SPOT voelt de bui wel een beetje hangen. Ze weten daar als geen ander dat muziekcentra de omgeving in de basis niet zoveel leven brengen. Wat er gebeurt speelt zich vooral binnen af, en in de avonduren, wanneer het programma begint. Daarom doet SPOT er alles aan om De Nieuwe Poort te profileren als ‘meer dan een muziekcentrum’.
Attractiewaarde is in de plannen het toverwoord, zowel van het gebouw als van alles wat zich erin afspeelt. Hoe ze dat voor zich zien? Hou je vast. Het gaat van onderwijs, educatie en amateurkunst tot experiences, tours, nachtprogrammering, festivals en ruimte voor commercieel programma.
SPOT denkt onder meer aan een uitbreiding van het bestaande programma voor kinderen, jongeren, studenten, leerkrachten, nieuwe Groningers en wijkbewoners, dat naar eigen zeggen nu ondervertegenwoordigd is in de zalen. ‘In de nieuwe opzet wordt dit uitgebreid met programma’s rond maatschappelijke thema’s als alzheimer, discriminatie en eenzaamheid.’ Het klinkt wat lukraak gekozen, maar laten we aannemen dat deze thema’s spot-on zijn.
Verder moet het gebouw een ware belevenis worden, met ‘een virtuele duik in de Groninger muziekgeschiedenis, speelse toevoegingen en een groen dak’. Ook zijn er grootse ambities om het aantal festivals uit te breiden, inclusief een eigen nachtprogrammering met gemiddeld twee tot vier feesten per week. Binnen de muren van het muziekcentrum welteverstaan, want daar kan het helpen om de exploitatie rond te krijgen. Althans, zo denk ik dan.

013, Tilburg // Foto: Jostijn Ligtvoet, Wikimedia Commons

AFAS Live, Amsterdam // Foto: CC BY-SA 4.0 DEED
Ook amateurkunst mag in deze inclusieve muziektempel niet ontbreken. Bovendien gaat SPOT naar eigen zeggen hecht samenwerken met het Alfa-college, Noorderpoort, NHL Stenden en de Hanzehogeschool. Deze krijgen lesomgevingen en praktijkruimten en mogen gebruik maken van The Green. SPOT droomt dat al die studenten voor reuring gaan zorgen, waarbij De Nieuwe Poort overdag ook gebruikt kan worden als studieplek. ‘Het mes snijdt zo aan twee kanten, aangezien leerlingen hiermee op alle momenten van de dag bijdragen aan een levendig muziekcentrum.’ Waarvan akte.
De Nieuwe Poort stelt zich verder open voor congressen en evenementen, waarbij de organisatie samen op wenst te trekken met MartiniPlaza. ‘Want zo kunnen we werken aan het beste totaalaanbod en Groningen [behalve als popstad] ook profileren als (internationale) congresstad.’
En de bezoekersaantallen? Daar hoeven we ons volgens de stukken geen zorgen over te maken. ‘In totaal denken we dat een groei van zo’n tweeënhalf keer het bezoekersaantal van de huidige Oosterpoort realistisch is.’ Voor wie de rekensom nog niet gemaakt had: dat betekent een groei van 235.500 naar 643.000 bezoekers per jaar.
Door alles onder één dak te stoppen, krijg je een gebouw dat veel minder wordt dan de som der delen
Al met al wordt De Nieuwe Poort dus een gebouw met van alles wat. Maar ook een gebouw waar ik, als ik VERA, Paradigm, Simplon, EM2, Club OOST, NITE en MartiniPlaza was, flink de zenuwen van zou krijgen. En dan vergeet ik vast nog diverse andere podia en instellingen, zoals de kersverse bewoners van de Kunstwerf. SPOT wil namelijk wel heel veel dingen gaan doen die elders al gebeuren.
Wat is daarvan de meerwaarde? En waarom moet dat allemaal in één gebouw? Is dit niet een beetje het verhaal van Rupsje Nooitgenoeg?
Een stofzuigergebouw, zo noemde architect en onderzoeker Paul Meurs De Nieuwe Poort in dit licht al buitengewoon treffend. En nee, dat was geen compliment. Het door SPOT gewenste gebouw zuigt namelijk behoorlijk wat bestaande functies op en verarmt zo het aanbod op andere plekken in de stad, zonder dat het daarbij echt iets nieuws toevoegt. Dat gaat niet alleen ten koste van de loop en levendigheid, maar ook van het karakter van bestaande podia.
Juist door alles onder één dak te stoppen, krijg je een gebouw dat veel minder dan de som der delen wordt. Weegt dat voldoende op tegen de voordelen die SPOT zelf ziet, zoals dat het de boel organisatorisch en logistiek makkelijker maakt? Ik denk het niet.
Daar komt nog eens bij dat zulke complexen vaak exploitatiemonsters worden. Zo heeft De Nieuwe Poort er straks geen baat bij als bezoekers de deur uitgaan om in de binnenstad iets te eten of drinken. Die inkomsten houden ze graag binnen hun muren. Al was het alleen al om de afspraken na te komen met de pachters van de horeca, ervan uitgaand dat de kans dat SPOT de horeca zelf in de hand gaat nemen gering is.
Wat dat betreft is het argument dat een locatie dicht bij de binnenstad goed is voor de lokale economie twijfelachtig. Bovendien vliegt veruit het grootste deel van de concertbezoekers vaak in en weer uit. Met de nabijheid van het Hoofdstation wordt dat eigenlijk alleen maar makkelijker.
De ervaring leert verder dat exploitatiemonsters in hun programmering liever kiezen voor veiligheid, middle of the road en bekende namen. Karakter, eigenheid, talentontwikkeling: het wordt als ambitie zeker genoemd, maar sneuvelt in de praktijk meestal in de focus op breed publieksbereik. En het is nog maar afwachten of De Nieuwe Poort een verrijking van het culturele aanbod wordt. De kans lijkt mij groter dat het leidt tot een verarming, of tenminste een verdere afvlakking van het aanbod. Zeker zolang het wensdenken, de focus op groei, de cultuurmarketing en de vrees om de boot te missen de agenda blijven bepalen.
Op de verkeerde plek
Ik kan me voorstellen dat je denkt: wat weet zo’n architectuurhistoricus nou van podia en programmering? Laat staan van hoe je een groot en ambitieus muziekcentrum runt? Daarin moet ik je gelijk geven. Want hoewel ik naast kunsthistoricus ook geschoold ben in kunst- en cultuurbeleid, marketing en organisatie, weet ik in de praktijk niet hoe je dat doet. Wat dat betreft ben ik niets anders dan een kritische lezer van een plan dat nogal wat consequenties gaat hebben voor de stad. Trek dus, als je dit stuk gelezen hebt, vooral je eigen conclusies.
Wel wil ik benadrukken dat we het hier niet hebben over een distributieloods langs de snelweg, of een Groninger variant op AFAS Live, 013 of de Ziggo Dome. Nee, we hebben het over een van de belangrijkste cultuurgebouwen van de stad. Dat vraagt om een veel bredere blik, met minstens zoveel aandacht voor andere waarden dan de ambities van SPOT.
Het vraagt om een gebouw dat genereus is voor de stad en zeker voor zijn directe omgeving. Dat impliceert dat niet alleen het belang van SPOT belangrijk is, maar dat van de stad als geheel. De plannen behoren daarmee onderdeel te zijn van afwegingen die op het niveau van de hele stad gemaakt worden.
Deze opgave gaat daarmee over veel meer dan een groot en complex gebouw. Het gaat over gebiedsontwikkeling en integraal stadmaken. En precies op dit vlak gaat het misschien nog wel het meest mis inzake De Nieuwe Poort.
Neem alleen al de huidige voorkeurslocatie: de zuidkant van het stationsgebied. Die kwam eind 2020 van de vijftien onderzochte locaties als beste uit de bus. Ook de Suikerzijde – de plek die nu toch voorzichtig weer naar voren geschoven wordt – stond op de lijst, maar werd destijds afgeschoten. De bestaande omgeving zou daar negatief bijdragen aan de beleving van het programma, er zou geen aansluiting zijn op de binnenstad en de exploitatiemogelijkheden voor (dag)horeca zouden vooralsnog beperkt zijn. Daarnaast vond SPOT de locatie ‘slecht vanuit het oogpunt van Eurosonic Noorderslag’, want te ver weg van de binnenstad en hotels.
Ik noemde het eerder al buitengewoon gezochte en tijdelijke argumenten. Alleen al omdat de Suikerzijde een van de meest kansrijke gebiedsontwikkelingen van Groningen is. Buitengewoon goed bereikbaar via de ring en straks met een eigen treinstation. Vlak bij het Stadspark, waar SPOT samen met partner in crime MOJO ook al grootse plannen voor heeft.
De binnenstad ligt momenteel op hooguit 10 minuten fietsen van de Suikerzijde. Op het moment van schrijven wordt gewerkt aan een nieuwe, snelle fietsverbinding langs het Hoendiep, waardoor je waarschijnlijk de 5 minuten wel haalt. En het hotel-argument? Dat is natuurlijk pure onzin. Zo tel ik alleen in de directe omgeving van de Suikerzijde al vijf hotels, waarvan een aantal hele grote.
Hoe dan ook, SPOT wil gewoon een plek in het stationsgebied. Niet omdat het goed is voor de stad, maar omdat ze denken dat het goed is voor henzelf. ‘Doorslaggevend was de wisselwerking met dit eveneens te ontwikkelen gebied, met een nieuw muziekcentrum als aanjager. Van belang was verder de uitstekende bereikbaarheid, evenals de kans om samen met het Groninger Museum het stedelijk entreegebied tot visitekaartje te maken van Cultuurstad Groningen’, lees ik in de collegebrief.
Opnieuw zijn het gezochte argumenten die bovendien getuigen van weinig kennis van zaken aangaande ontwikkelingen in (hoogstedelijke) stationsgebieden. Zo is het vrij onnozel om een muziekcentrum in een stationsgebied als aanjager te beschouwen. Vooral omdat de beste aanjager die je kunt wensen het station zélf is. In zekere zin is er zelfs sprake van een cirkelredenatie, aangezien de keuze voor het stationsgebied mede gemaakt wordt vanwege de bereikbaarheid.
Kortom: wie heeft wie nou eigenlijk nodig? Het station(sgebied), het muziekcentrum of het muziekcentrum het station? Daar komt nog eens bij dat het prachtige Hoofdstation al decennialang hét visitekaartje van de stad is, en het Groninger Museum zich al aandient als het welkomstcomité van Cultuurstad Groningen. Hoeveel visitekaartjes hebben we in een straal van nog geen 100 meter rond het Hoofdstation nodig?

Luchtfoto De Oosterpoort, 1975 // Foto: Bureau Voorlichting Gemeente Groningen, collectie Groninger archieven
800 meter wandelen
Dan de bereikbaarheid. Eigenlijk ligt de huidige Oosterpoort al verdomd centraal, zowel ten opzichte van het station als de Europaweg, die direct richting de ring leidt. In zekere zin ligt het cultuurcentrum al in het stationsgebied. Ter vergelijking: de afstand tussen het Groninger Hoofdstation en De Oosterpoort beslaat een krappe 800 meter. Dat is net zo ver als van Station Bijlmer Arena naar de Ziggo Dome, en iets meer dan een wandeling van Utrecht Centraal naar TivoliVredenburg (500 meter) of van Station Bijlmer Arena naar AFAS Live (300 meter). Maar om nu te stellen dat het er met de bereikbaarheid met sprongen op vooruitgaat aan de zuidkant van het Hoofdstation, gaat wel erg ver.
Een belangrijke notie is dat de afstand tussen het station en De Oosterpoort vooral gevoelsmatig aan de lange kant is. Want eerlijk is eerlijk: in de huidige situatie is het nou niet de meest aangename wandelroute, omgeven door bussen en autosluipverkeer dat als gevolg van de aanpak van de zuidelijke ringweg nu meer dan ooit langs het station gaat. Maar net zoals de Suikerzijde zich gaat ontwikkelen tot een hoogwaardig nieuw stadsdeel, is ook deze situatie van tijdelijke aard.
De bussen verplaatsen zich binnenkort naar de zuidzijde van het station en de nieuwe zuidelijke ringweg nadert voltooiing. Er wordt daarnaast al volop gedroomd over een afwaardering van de Stationsweg, waarbij de auto grotendeels vaarwel wordt gezegd en er veel meer ruimte komt voor voetgangers, fietsers en groen. En dan zou het maar zo kunnen dat het hele gebied tussen grofweg de Emmabrug en de Trompbrug z’n vooroorlogse groene grandeur terugkrijgt. Als je over een heerlijke wandelboulevard loopt, voelen die 800 meter tussen station en Oosterpoort als een paar stappen.
Los van het argument van nabijheid is er nog meer aan te merken op de voorkeurslocatie van SPOT. Zo komen in veel Nederlandse steden de zogenaamde stationskwartieren tot bloei. Dat is niet verrassend, het zijn vanwege de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer en bestaande stedelijke voorzieningen uiterst kansrijke plekken.
De Nieuwe Poort wordt even hoog als het Forum, terwijl in het stationsgebied al twee van dat soort kolossen staan
Vanwege die potentie duikelen de plannen over elkaar heen. En precies daarin zit een risico. De ontwikkeling van stationsgebieden is behoorlijk complex van aard, alleen al door het samenkomen van diverse modaliteiten op één plek: trein, bus, fietsers, voetgangers, taxi, auto en in de grote steden ook tram en metro. Daarbij is het essentieel om deze gebieden niet te overladen met programma. Doe je dat wel, dan groeit het risico op kinken in de kabel, als het om bereikbaarheid gaat. En die bereikbaarheid is net het meest waardevolle onderdeel van een stationsgebied.
Dit is een van de redenen waarom Bureau Spoorbouwmeester, de onafhankelijk adviseur van ProRail en NS voor ruimtelijke ontwerpvraagstukken op en rond het spoor, in 2019 de studie Het Nieuwe Stationskwartier presenteerde. De boodschap: hou oog voor de samenhang in stationsgebieden, werk nauw samen en wees scherp op het ruimtebeslag.
Sindsdien is de noodzaak om doordacht invulling te geven aan stationsgebieden eigenlijk alleen maar toegenomen. Zo raadt de huidige spoorbouwmeester, Marianne Loof, aan om voorzichtig te zijn met complexe stapelingen van functies en voorzieningen rond het station. Dat doet ze deels vanuit de boodschap in Het Nieuwe Stationskwartier om het stationsgebied niet te laten verdrinken in programma, maar ook vanuit de constatering dat we plek nodig hebben voor openbare ruimte en klimaatadaptieve maatregelen, en dus ook voor groen.
Daar komt bij dat we ons goed moeten afvragen hoe duurzaam en aangenaam intens bebouwde stationsomgevingen uiteindelijk zullen zijn. Als klap op de vuurpijl wijst Loof op het feit dat we nog maar aan het begin staan van onze duurzame mobiliteitstransitie. Ruimte laten voor toekomstige ontwikkelingen in het openbaar vervoer is in die zin vrij verstandig.
Getransponeerd naar Groningen leidt dit tot de vraag hoe passend een Nieuwe Poort achter het Hoofdstation is. Allereerst staat het complex zo ongeveer tegen de (bus)perrons van het vernieuwde station aan. Het laat daar alvast weinig ruimte voor het openbaar vervoer van morgen. En dan heb ik het zeker niet alleen over de Lelylijn en een eventuele snelle verbinding richting Bremen en Hamburg.
Ook wordt De Nieuwe Poort niet bepaald een simpel gebouw. Alleen al de intense stapeling van functies – vier zalen waarvan twee hele grote, (fiets)parkeren, loading docks en tal van andere logistieke voorzieningen – maken het tot een complexe opgave. Voorts snoept het gebouw met een netto vloeroppervlak (NVO) van 23 duizend vierkante meter en een bruto vloeroppervlak (BVO) van 31 duizend vierkante meter behoorlijk wat ruimte op. Om al het programma een plek te geven, gaat het gebouw volgens de modelstudies stevig de hoogte in. 42 meter, welteverstaan, daarmee wordt het ongeveer even hoog als het Forum.
Zo’n kolos hoeft geen probleem te zijn. Groningen kent wel meer grote gebouwen. Maar binnen de context van het stationsgebied is wel erg veel, zeker omdat het straks zij-aan-zij staat met twee andere forse volumes: de jarennegentigkolossen KPN-borg en Cascade. Nu hebben die gebouwen door hun omvang al een behoorlijke impact op hun omgeving. Wat betekent het voor het stationsgebied als daar nog een derde joekel bijkomt? Ik hou mijn hart vast.

Impressie van het vernieuwde Hoofdstation, met rechts Cascade en de KPN-borg // Koen van Velsen Architecten
Logistieke impact
In de huidige studies zet De Nieuwe Poort zo ongeveer de hele noordwesthoek van het stationsgebied dicht. En dat terwijl hier nu juist een enorme kans ligt om het gebied volwaardig aan het water van het Hoornsediep te leggen – nu of in de toekomst. Een fors volume op deze plek kan ook de gebiedsontwikkeling op een hoger schaalniveau in de weg gaan zitten. Zo dient zich langs het spoor en de Peizerweg, grofweg de zone tussen het Hoofdstation en het beoogde nieuwe station op de Suikerzijde, een buitengewoon interessante ontwikkelzone aan die de gevoelsmatige afstand tussen de binnenstad en het nieuwe stadsdeel Suikerzijde alleen maar kleiner zal maken. We doopten het eerder al eens Strijp-G of Strijp-P, als knipoog naar een succesvolle ontwikkeling in Eindhoven.
Dat ‘dichtzetten’ van het gebied wordt behalve door het volume verder versterkt door de logistieke stromen die grotendeels aan de westkant geprojecteerd zijn: de kant van het Emmaviaduct. Daarbij is het goed te bedenken dat de impact van een muziekgebouw met een NVO van 23 duizend vierkante meter groter zal zijn dan het eigenlijke ruimtebeslag. Zo neemt de logistiek erg veel ruimte in. Niet alleen in het gebouw zelf, met de loading docks, maar ook rondom, met de aan- en afvoerroutes van de vrachtwagens.
En, oh ironie, laat nou juist die logistieke impact op de omgeving een van de argumenten zijn die SPOT gebruikt om De Oosterpoort vaarwel te zeggen. Op de huidige locatie zouden namelijk de logistieke beperkingen een rol spelen en omwonenden klagen over overlast van ladende en lossende vrachtwagens. Maar krijgen we dit straks bij het station niet ook? In het nieuwe Groninger stationskwartier is namelijk ook behoorlijk wat woningbouw gepland.
Gaan die bewoners geen last hebben van vrachtwagens? Worden ze daarop geselecteerd voor ze in het nieuwe Spoorkwartier gaan wonen? En hoe zit dat eigenlijk qua logistiek in combinatie met de stads- en streekbussen die straks aan de zuidkant van het station een plek krijgen? Om nog maar te zwijgen over de mogelijke conflicten met reizigersstromen, de noodzaak om zeker in stationsgebieden loop- en fietsstromen duidelijk te scheiden van gemotoriseerd verkeer en de beperking die de logistiek van De Nieuwe Poort aan toekomstige ontwikkelingen op en rond het Stationskwartier zou kunnen gaan opleggen.
Verder moet ik ter nuancering nog een punt aandragen. Het is namelijk zeker niet zo dat die vrachtwagenoverlast momenteel bij iedere voorstelling in de Oosterpoort aan de orde is. De klassieke programmering in het huidige cultuurcentrum brengt nauwelijks grootste vervoersstromen met zich mee. Hetzelfde geldt voor de jazz en lichte muziek. Het probleem schuilt in de popconcerten en de plug-and-play. De bands en acts die met grote vrachtwagens vol techniek en decorstukken voor komen rijden. De zelfbenoemde cash cow van SPOT dus, en de belangrijkste reden waarom er überhaupt wordt nagedacht over een nieuw muziekcentrum.
Het legt de vinger wederom op de zere plek. De plannen voor het nieuwe muziekcentrum worden gedicteerd door de Groningen Popstad-ambities en de wens te beschikken over een grote zaal als The White. En die ambities passen simpelweg niet in de huidige Oosterpoort. Daarom is nieuwbouw nodig. Iets anders kan ik er niet van maken.
Haal de pop uit de Poort
Ik wil best geloven dat een grote popzaal met een capaciteit van 3000 of meer een aanwinst voor de stad kan zijn. Al vraag ik me ondertussen af of het erg is wanneer bepaalde acts Groningen overslaan en voor zalen elders in het land kiezen. Want zit de kracht van de stad niet al decennialang in de kleine en middelgrote clubs en podia, waaronder VERA, Simplon, EM2, Paradigm, OOST en voorheen ook Huize Maas?
Is het niet juist een typisch Groninger traditie dat je als oudere jongere kunt zeggen dat je U2, Simple Minds, The Police, Nirvana, The Cure, Nick Cave of Joy Division hier nog zag voor ze echt groot werden? En zou het dus niet goed zijn om het budget dat nu op dreigt te gaan aan The White juist in de bestaande podia te steken?
Het is maar een gedachte. Alleen al omdat beide opties vast ook mogelijk zijn: kraamkamer zijn, gedurfd programmeren, het experiment aangaan en ondertussen ook ruimte bieden voor ‘de grote namen’.
Dan blijft de vraag openstaan waarom dat dan allemaal in één gebouw moet. Als we die grote popzaal echt nodig denken te hebben, moet dat dan ten koste gaan van de huidige Oosterpoort? Zijn de logistieke voordelen dermate groot? Leidt een groot muziekcentrum werkelijk tot een impuls voor de stad? Of is het veel beter om de spreekwoordelijke pop uit de Poort te halen?
Hanteer de pindakaasmethode: smeer het programma uit en maak het onderdeel van de totale stads- en gebiedsontwikkeling
Wat ik zeggen wil: behoud De Oosterpoort als een fantastische plek voor klassieke en lichte muziek en bouw elders een geweldige nieuwe popzaal. En die mag je dan van mij zelfs The White noemen, al verwacht ik dat er betere namen te bedenken zijn.
Door de pop uit de Poort te halen, ontstaat letterlijk en figuurlijk lucht om op de juiste plekken het beste te doen voor de stad. Hanteer de pindakaasmethode en smeer het programma uit. Maak het onderdeel van de totale stads- en gebiedsontwikkeling. En hou op met een eenzijdige focus op een groot gebouw.
Bezie hoe je slimme, soms zelfs verrassende combinaties kunt maken met andere opgaven in de stad. Een bijkomend voordeel is dat je daarmee waarschijnlijk echt investeert in de stedelijke economie, alleen al omdat je bij het uitsmeren van het programma over meerdere locaties voor loop en levendigheid zorgt. Dát is hoe je werkt aan de stad. Zo doe je aan integraal en wederkerig stadmaken.
In mijn eerdere essay over De Oosterpoort hield ik al een pleidooi om het huidige gebouw niet te belasten met de wens om over een grote popzaal te beschikken. Architect Robin van Rootselaar deed daar in zijn afstudeeronderzoek aan Groninger Academie van Bouwkunst nog drie schepjes bovenop door het gehele Nieuwe Poort-programma uit te smeren over de binnenstad en de openbare ruimte te verheffen tot foyer. Misschien geen realistisch plan, maar zeker een prikkelende gedachte die de waarde van meerdere locaties onderstreept.

De Oosterpoort verdeeld over vier locaties in de binnenstad, uit de afstudeerstudie van Robin van Rootselaar // Maquette: Cityscale
De Oosterpoort blijft behouden
Dat we aan de slag moeten met een alternatief voor De Nieuwe Poort is zeker. De budgettaire beperkingen dwingen ons daartoe. Wat dat betreft zou dit moment ook een zegen kunnen zijn, een kans om met een plan te komen dat wél op alle fronten goed doordacht is.
Dat begint door SPOT van de regiestoel te halen en intern het dossier sterk te verankeren binnen de gemeentelijke directie Stadsontwikkeling. Daar zit de expertise die nodig is om op integraal niveau en gebiedsoverstijgend naar de opgave te kijken. Dát moet leidend zijn. Zo kunnen we bovendien een overtuigend hoofdstuk toevoegen aan de rijke Groninger traditie om met publieke investeringen de bredere stadsontwikkeling een zwengel te geven. Vooral door uiterst doordacht het goede te doen op de juiste plek.
Wanneer we de pop uit de Poort halen, ontstaat ineens een trits aan mogelijkheden. Overeenkomstig is dat in alle scenario’s de huidige Oosterpoort behouden blijft. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid, circulariteit en de hoge erfgoedwaarden is sloop is niet langer aan de orde.
Renoveer het huidige cultuurcentrum, omarm de prachtige grote zaal, de foyer, de omloop en de kleine zaal. Herontwikkel de nieuwe delen, en dan met name de uit de jaren negentig stammende entreepartij die het oorspronkelijke gebouw weinig recht doet. Maak De Oosterpoort bovendien onderdeel van de bredere aanpak van de Verbindingskanaalzone, waarbij de huidige door autoverkeer gedomineerde ruimte ingeruild wordt voor een groene boulevard waar het primaat bij voetgangers en fietsers ligt. Daarmee kunnen we ook nog eens de huidige locatie volwaardig onderdeel maken van de openbare ruimte van de binnenstad en het bredere stationsgebied.
En die popzaal? Die zetten we natuurlijk gewoon op de Suikerzijde. De basis staat er al: het fantastische Zeefgebouw, waarin volop ruimte is voor misschien wel de beste zaal van Nederland. Een zaal waar 013, de Ziggo Dome, AFAS Live en de popzaal van TivoliVredenburg drie puntjes aan kunnen zuigen.
Want waar vind je nou een popzaal die op, aan of in een monumentaal industrieel gebouw zit? Het Zeefgebouw ligt ook nog eens vlak bij het nieuwe station Suikerzijde, naast de ringweg – en dus de A28 en de A7 – en op loopafstand van het evenemententerrein in het Stadspark, waar SPOT ook grootse plannen voor heeft. Daarbij ligt er nog geen definitief plan voor het voorterrein, wat ruimte biedt om in een vroeg stadium alle logistieke opgaven goed te tackelen.
Voor de gebiedsontwikkeling van de Suikerzijde als geheel kan de popzaal bovendien een motor worden, zeker op het huidige voorterrein, dat alles in zich heeft om uit te groeien tot een nieuw stedelijk centrum. Geen concurrent van de binnenstad, maar een waardevolle aanvulling daarop.
Het mooie is dat het Zeefgebouw niet alleen ruimte biedt voor een popzaal. Want hoe mooi zou het zijn wanneer we hier ook Paradigm en EM2, opgebloeid in de periode van tijdelijke ontwikkeling van De Suiker, een plek geven in het enorme pand? Zo zou de popzaal zich kunnen concentreren op de ruimtes op de huidige eerste verdieping, die door Suiker Events, de uitbater van het Zeefgebouw, omgedoopt zijn tot de Grote Zaal en de Balzaal. Momenteel hebben deze een capaciteit van respectievelijk 2700 en 1300 staplaatsen. Als je het mij vraagt, komt dat dicht in de buurt van de gewenste 3000 van The White.
Op de begane grond van het Zeefgebouw, in de ruimtes die nu de Kristal en de Pilarenzaal heten, zou dan ruimte zijn voor EM2 en Paradigm. Vooral het hart van deze ruimte, de Pilarenzaal, biedt volop ruimte voor een karaktervolle nachtclub waar feesten, optredens en kleine festivals kunnen plaatsvinden. Dat kan dan ook voor levendigheid zorgen op de dagen dat er geen concerten in de Grote Zaal en de Balzaal zijn. Met het dakterras en De Huiskamer, de nieuwe naam van wat ooit de Wolkenfabriek was, is verder volop ruimte voor horeca, ontmoeting, beleving en ga zo maar door.
Waardevol is bovendien de plint van het gebouw, waar nu onder meer De Unie Architecten en ontwerpstudio Melle Koot zitten. Ik zou zeggen: hou ze daar, en zorg ook aan de andere zijden van het Zeefgebouw voor een levendige plint waar ateliers, kleinschalige maakindustrie en ontwerpbureaus een plek kunnen krijgen. En mocht er toch onvoldoende ruimte zijn, dan is er alle gelegenheid om nog iets aan het Zeefgebouw vast te plakken, bijvoorbeeld aan de westkant. Daardoor komt het complex ook automatisch dichter bij het nieuwe station Suikerzijde te liggen.
Suikerterrein, Zeefgebouw // Foto: Peter de Kan
Grote gebiedsontwikkelingskansen
Je merkt het: ik zie het al helemaal voor me. Sterker, ik heb zelfs al een voorstel voor wie we gaan bellen voor het ontwerp van die popzaal in, op of naast het Zeefgebouw: Civic Architects, die met de LocHal in Tilburg en het Schoenenmuseum in Waalwijk op een geweldige manier hebben laten zien hoe je op basis van bestaande kwaliteiten nieuwe publieke waarde toevoegt.
Civic won trouwens recent de prijsvraag voor de nieuwbouw en renovatie van Stadstheater Arnhem, samen met architectenbureau Braaksma & Roos en Arup. Ook met podia kunnen ze dus wel uit de voeten. We kunnen ze dus ook opschrijven als kandidaat voor de renovatie en verduurzaming van De Oosterpoort. Al zou ik daar ook graag een bureau als Office Winhov, Happel Cornelisse Verhoeven of ons eigen De Zwarte Hond op los willen laten, al dan niet in een inspirerende combinatie met elkaar of andere (Groninger) bureaus.
Met de keuze voor de Suikerzijde en voor het Zeefgebouw als basis voor een nieuw cultuurgebouw dient zich overigens nog een voordeel aan. Een financieel voordeel, welteverstaan. Momenteel wordt De Nieuwe Poort namelijk geprojecteerd op een stuk grond dat nog deels van NS is en deels al in handen van de gemeente. Om het plan überhaupt te kunnen realiseren, zal de gemeente de grond van NS nog moeten aankopen. En dat is dure grond – net als de grond die de gemeente al wél in handen heeft.
Vanuit de wetenschap dat dit soort stationslocaties enorm in trek is en er in de stad zeer veel behoefte is aan nieuwe hoogwaardige kantoorruimte nabij hoogwaardig openbaar vervoer lijkt mij het ten zeerste aan te raden dat we dan gewoon hier, in het stationsgebied, geld gaan verdienen – om elders gaten in de begroting mee te kunnen dichten. Want waarom zou je überhaupt een enorm duur gebouw dat vanuit het oogpunt van integrale stadsontwikkeling eigenlijk al helemaal niet op de goede plek staat, realiseren op peperdure grond?
En weet je wat het leuke is? Die hele Suikerzijde, inclusief het voorterrein en het Zeefgebouw, ís al van de gemeente. Zeker voor het Zeefgebouw ligt er een opgave om het, nadat de periode van tijdelijkheid voorbij is, definitief te herbestemmen.
Nog niet overtuigd? Nou, dan is de Martinihal wellicht een optie. Ook daar moeten ‘we’ namelijk wat mee. Net zoals op de Suikerzijde liggen hier grote gebiedsontwikkelingskansen. De ligging aan de ring maakt de plek optimaal bereikbaar. En ook de afstand tot het Hoofdstation is na voltooiing van de nieuwe zuidentree, aan de kant van de Parkweg dus, beperkt.
Een voordeel is dat hier ook al volop ruimte is voor logistiek en distributie. Dat had en heeft de Martinihal immers nodig. De nabijheid van het Stadspark en het evenemententerrein aldaar is een extra troef, net als de al aanwezige ondergrondse parkeergelegenheid.
Bovendien ligt hier een geweldige kans om de Martinihal letterlijk aan of zelfs in het Stadspark te leggen. Zo schreeuwt het Martini Trade Park, dat ten noorden van de Leonard Springerlaan ligt, net zo hard als de Martinihal zelf om een upgrade. De nabijheid van de oude Century-locatie biedt extra kansen voor het maken van een interessant nieuw stuk stad, met ruimte voor wonen, werken, cultuur, groen, sport en evenementen.
Door The White samen te voegen met MartiniPlaza en de Martinihal ontstaan tal van mogelijkheden voor nog veel grotere evenementen, manifestaties, concerten, festivals en congressen. Hotels zijn nabij. In de zone van het huidige Martini Trade Park is zelfs ruimte om een extra hotelvoorziening toe te voegen.
Vagelijk weet ik me te herinneren dat een grote keten in de categorie Hilton, Radisson Blu of Marriott al eens interesse toonde in deze plek, en (dus) in een hotel dat in of aan het park staat. Ik geef je op een briefje dat je op deze manier met iets kunt komen dat daadwerkelijk een aanvulling is op het bestaande aanbod in de stad.
Martini Trade Park schreeuwt om een upgrade // Foto: Peter de Kan
Tijd voor een ijzersterk plan
Natuurlijk weet ik dat SPOT niet staat te trappelen als het een samenwerking met MartiniPlaza betreft. Jammer, want er ligt hier voor de stad, net zoals op de Suikerzijde, een gouden kans. Ook weet ik dat men huiverig is wat betreft de multifunctionaliteit van de zalen.
In de gewenste The White is die multifunctionaliteit gericht op muziek. Maar als een zaal ook nog ruimte moet bieden voor andersoortig gebruik, slaan de twijfels toe. Zo wordt een combinatie van een multifunctionele sporthal en een multifunctionele muziekzaal lastig gevonden. Toch lijkt het mij het onderzoeken waard, niet alleen omdat het de exploitatie kan vergemakkelijken, maar ook omdat in andere landen de combinatie sport en concerten vrij gebruikelijk is – kijk maar eens aan de overkant van de oceaan.
Zelf ben ik nogal gecharmeerd van het Barclays Center in Brooklyn, een gigantisch complex waar basketbalclub Brooklyn Nets en ijshockeyclub New York Islanders hun wedstrijden afwerken, maar waar ook ruimte is voor gigantische evenementen en concerten van wereldsterren. Ze lopen er de deur plat.
Het totale prijskaartje van het complex was 1 miljard dollar, met de aantekening dat de capaciteit ook wel iets groter is dan The White en de huidige hal van Donar bij elkaar, en dat dan maal vier. Zo biedt Barclays Center ruimte aan 17 duizend concertbezoekers, en aan nog 700 toeschouwers extra wanneer de Brooklyn Nets er spelen. Het kan dus prima, die combinatie met sport.
Kortom: de weg ligt open voor een veel beter plan B. Een plan dat het beste gaat doen voor de stad en uiteindelijk ook voor SPOT. Daarom een oproep aan het college van B en W, de gemeenteraad en alle andere betrokkenen: denk nog eens heel goed na en kies voor een scenario dat voortbouwt op bestaande waarden.
Wees zuinig op wat je al hebt. Zet eigenbelang niet voorop. Wees eigenwijs. Durf het anders en vooral veel slimmer te doen. Kom los van de focus op marketing en logistiek. Vaar niet op de angst Eurosonic te verliezen, maar kom met een duurzaam en ijzersterk plan dat op alle fronten klinkt als een klok.
En als dat dan nog steeds 400 miljoen euro kost, dan moeten we er als de sodemieter voor zorgen dat we dat bij elkaar rapen.
Headerbeeld: De bouw van De Oosterpoort, interieur van de Grote Zaal, 1971-1973. Foto: Frank Straatemeier, collectie Groninger Archieven