Uniek cultuurgebouw

Bouwwerk // De Kunstwerf

Over bijzondere bouwprocessen

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

In bouwprocessen staat efficiëntie centraal. Maar wat ontstaat er als je de nadruk legt op het proces zelf, in plaats van op tijd en geld? Mette Wijling gaat samen met fotograaf Silvio Zangarini op zoek naar het verhaal achter bijzondere bouwprocessen. In deel 3: culturele verzamelplek de Kunstwerf.

‘Stond hier vroeger een circus?’, vraagt Silvio, terwijl hij om zich heen kijkt. Met David van Griethuysen (Het Houten Huis) en Harmen van der Hoek (NITE) lopen we over de binnenplaats van de Kunstwerf, op het voormalig CiBoGa-terrein in de stad Groningen. Doordat het zonlicht door de arcades valt, lopen we tussen tegenstellingen: licht en donker, oud en nieuw, binnen en buiten. Het is adembenemend.

Om precies te zijn stond het circus iets verderop, op de plek waar nu De Beren is. Tussen het water en de Antonius Deusinglaan bevond zich het bodenterrein. Vanaf hier werden producten door heel Nederland vervoerd. Op de plek waar wij nu lopen was tot de jaren zestig van de vorige eeuw de gasfabriek gehuisvest. Net als de voormalige silo waar nu restaurant Florentin zit, stammen de Machinefabriek, Villa B en het oude regulateurshuisje nog uit die tijd. 

Architecten Donna van Milligen Bielke en Ard de Vries ontwierpen de Kunstwerf, ofwel de ruimte tussen en om die laatste drie historische gebouwen heen. Ze voegden mooie, ingetogen nieuwbouw en uitnodigende publieke ruimte toe. In het subtiel ogende complex huizen maar liefst negen culturele organisaties.

Ooit hoorde ik Donna in een interview zeggen dat ze geen gebouwen maar ruimtes ontwerpt. Dwalend door de Kunstwerf begrijp ik geloof ik wat ze daarmee bedoelt.

Hoe is dit gebouw ontstaan? Hoe kreeg het letterlijk en figuurlijk de ruimte en hoe kwamen Donna en Ard tot dit ontwerp?

Rondzwervende podiuminstellingen

Het verhaal van de Kunstwerf begint rond 2017. Verschillende producerende podiuminstellingen zwerven op dat moment door de stad Groningen. Zo trekken theaters De Steeg en Het Houten Huis als een soort stadsnomaden van anti-kraakpand naar anti-kraakpand.

‘De helft van de tijd waren we bezig met de huisvesting voor volgend jaar’, blikt Harmen van der Hoek terug. ‘En we misten perspectief, de zekerheid dat we door konden.’ Ook voor het publiek is het niet prettig wanneer groepen steeds op andere plekken gehuisvest zijn, in panden die niet altijd even goed onderhouden of zichtbaar zijn en soms een eind buiten het centrum liggen.

Podiuminstellingen worden door het Rijk gefinancierd, maar de verantwoordelijkheid voor hun huisvesting ligt bij de gemeente. Sterker nog, goede huisvesting is – net als cofinanciering – een eis voor het ontvangen van subsidie. Door het gebrek aan een gedegen uitvalsbasis dreigen de Groningse instellingen hun subsidie te verliezen, en daarmee hun bestaanszekerheid. 

Paul de Rook en Roeland van der Schaaf, in 2017 wethouders van respectievelijk Cultuur en Ruimtelijke Ordening, vinden het culturele klimaat van Groningen een belangrijk onderdeel van een leefbare stad. Ze zetten goede huisvesting voor de culturele instellingen hoog op de agenda. De Rook en Van der Schaaf verdienen echt een pluim, benadrukt Harmen.

Op het CiBoGa-terrein, op dat moment volop in ontwikkeling tot een mix van wonen en cultuur, vinden de beide wethouders elkaar. In de Machinefabriek, de voormalige elektriciteitscentrale, heeft het Noord-Nederlands Toneel (NNT) dan al haar thuisbasis. De gemeente is eigenaar van het monumentale pand. Het is in alle opzichten de ideale plek voor een nieuw cultuurgebouw. 

Harmen van der Hoek van NITE

Geen groot verzamelpand

Nadat de locatie vastgesteld is, moeten de behoeften van de verschillende podiuminstellingen in kaart gebracht worden. De gemeente doet verschillende voorstudies om een compleet pakket van eisen op te kunnen stellen. Dat pakket blijkt niet alledaags. ‘Voor ons is het bijvoorbeeld heel belangrijk dat de repetitieruimte 14 bij 15 meter is’, legt Harmen uit. ‘Dat zijn de afmetingen van het toneel van de schouwburg.’ 

De ruimte die de instellingen zullen gaan delen is ook cruciaal voor de manier waarop ze samenwerken. Harmen: ‘Onze basiswens was om niet in een groot verzamelpand te belanden. We wilden geen loods met een gezamenlijke receptie, maar vonden het belangrijk dat we allemaal onze eigen ingang, eigen ruimte en eigen dynamiek zouden krijgen. Dan zoek je elkaar namelijk op voor de leuke dingen, voor mooie samenwerkingen en producties, in plaats van voor praktische zaken als wie de wc moet schoonmaken.’ 

‘In de culturele sector zijn nieuwe makers en talentontwikkeling van groot belang. Het paste goed om dit ook bij de aanbesteding van dit gebouw als belangrijke waarde mee te nemen’

In dit stadium van het proces komt stedenbouwkundige Jeroen de Willigen om de hoek kijken, op dat moment stadsbouwmeester van Groningen. ‘We hadden bij de gemeente bedacht dat we voor de Kunstwerf jonge architecten de mogelijkheid wilden bieden om invulling aan de opdracht te geven’, vertelt hij. ‘In de culturele sector zijn nieuwe makers en talentontwikkeling van groot belang. Het paste goed om dit ook bij de aanbesteding van zo’n gebouw als belangrijke waarde mee te nemen. De toekomstige gebruikers zouden dat begrijpen.’

De Kunstwerf leent zich goed voor zo’n aanpak. Zo deed de gemeente Groningen, een ervaren opdrachtgever, zelf het projectmanagement. ‘Je moet je voorstellen dat een onervaren opdrachtgever liever een groter, ervaren bureau kiest, dat de verantwoordelijkheid over kan nemen. In een bouwproces maak je duizend keuzes per dag, en bij het maken van keuzes hoort automatisch het nemen van verantwoordelijkheid. De Kunstwerf was, ondanks de complexiteit, een redelijk overzichtelijk project. De condities waren goed, dan moet je het proberen.’

Deze insteek, mag je achteraf concluderen, is cruciaal geweest voor het proces en het adembenemende resultaat daarvan.

Links: Voormalig stadsbouwmeester Jeroen de Willigen. Rechts: Architect Donna van Milligen Bielke.

Gejuridificeerde aanbestedingen

Jonge architecten de kans geven – hoe doe je dat precies? En waarom is dat normaal gesproken zo ingewikkeld? ‘Aanbestedingen zijn in Nederland ontzettend gejuridificeerd’, zegt Jeroen. Europese wetgeving is streng en aanvragen hebben vaak veel randvoorwaarden waar je als architect aan moet voldoen. Ze vormen een hoepel waar je als jonge ontwerper bijna niet doorheen kunt springen. ‘Het gaat daarbij echt over het ontlopen van risico’s, vult Donna aan.

Om niet in zo’n omvangrijke Europese aanbesteding terecht te komen, roept de stadsbouwmeester de hulp van Architectuur Lokaal in. De instelling heeft veel ervaring met het organiseren van prijsvragen die juridisch haalbaar zijn en tegelijkertijd zo transparant dat ook relatief onervaren bureaus mee kunnen doen. ‘Zij kunnen het organiseren van zo’n prijsvraag veel beter dan anderen. Er zijn bureaus die heel goed zijn in het uitzetten van Europese aanbestedingen waarbij de focus ligt op het voorkomen van risico’s. Maar alleen Architectuur Lokaal helpt opdrachtgevers om ook jong talent een kans te geven.’

Als ik iets later hoor dat Architectuur Lokaal is opgeheven nadat hun subsidie verviel, moet ik aan Jeroens woorden denken. Eerder sprak ik met Cilly Jansen, die tijdens de prijsvraag voor de Kunstwerf directeur-bestuurder van Architectuur Lokaal was. Ze roemt de aanpak van de gemeente Groningen. De prijsvraagdie de partijen samen uitschreven is vooral voor (toekomstige) opdrachtgevers een mooie inspiratiebron. 

Ingewikkelde keuze

Donna en Ard reageren op de open oproep die de gemeente Groningen samen met Architectuur Lokaal doet. Daarmee zijn ze een van de 107 inzenders. De jury beoordeelt alle inzendingen blind, dus zonder te weten welk plan van welk bureau is.

In de jury, met als voorzitter Roeland van der Schaaf, zitten Jaap Evert Abrahamse (specialist historische stedenbouw bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed), Dolf Dobbelaar (zelfstandig architect), Kirsten Hannema (bouwkundig ingenieur en architectuurcriticus voor onder andere de Volkskrant), Guy Weizman (algemeen directeur van NITE en Club Guy & Roni), Cilly Jansen (Architectuur Lokaal) en stadsbouwmeester Jeroen de Willigen. 

Die laatste herinnert zich nog goed hoe ingewikkeld het was om uit 107 projecten een top 5 te selecteren. ‘We hebben geprobeerd er een diversiteit in die top-5 aan te brengen maar haal uit al die inzendingen maar eens precies de goede.’ De verscheidenheid aan expertise bij de jury helpt, en geeft het beoordelingsproces diepgang. Het levert een gemêleerde top-5 op, waarbij niet voor het meest efficiënte of betaalbare project gekozen wordt. ‘Roeland toonde hier als wethouder echt lef, en dat gold ook voor Thijs Stam, de projectmanager namens de gemeente.’

Het architectenduo gaat zonder hoge verwachtingen de uitslag tegemoet. ‘We hadden twee A4’tjes aangeleverd waarin we onze visie uiteenzetten,’ zegt Donna, ‘niet een heel uitgebreid ontwerp. Want daarmee kun je juist ook heel erg de plank misslaan.’  

Om jonge architecten (ontwerpers die jonger zijn dan 40) en kleine bureaus een kans te geven, vraagt Architectuur Lokaal in de prijsvraag niet om een uitgebreid ontwerp maar om een doordacht idee. Met hun twee A4’tjes slaan Donna en Ard de spijker op z’n kop, blijkt. Ze mogen door naar fase 2. De vijf beste inzenders krijgen daarin een financiële bijdrage om hun eerste inzending uit te werken tot een volledig ontwerp.

Uit elkaar getrokken gebouw

Wat maakte dat het ontwerp van Donna en Ard tussen al die andere inzendingen kwam bovendrijven? ‘We vonden dat je tussen die monumentale gebouwen niet zomaar iets groots kon schuiven’, legt Donna uit. ‘De voorkeur van de gemeente ging nog steeds naar één groot verzamelpand uit, maar wij vonden het zonde om tussen die oude panden een groot nieuw gebouw te proppen. Daarom hebben we het gebouw uit elkaar getrokken, waardoor een soort hofje ontstaat. We wilden veel programma samenbrengen op een plek die klein oogt maar groot is.’

De architecten verspreiden de Kunstwerf over verschillende panden en maken een uitnodigende publieke ruimte, gemarkeerd door arcades. Die binnen-buitenruimte is het hart van het gebouw. Doordat alle instellingen hun eigen ingang hebben, zijn er altijd ogen, deuren en ramen, op de ruimte gericht. Het voelt als een prettige plek.

Donna: ‘We ontwierpen een stedelijke versie van een hofje. Het is niet alleen een gebouw, maar een stuk stad met een centrale, groene ontmoetingsplek.’ Wat de architecten voor ogen hadden, kwam misschien wel het best tot uiting tijdens de opening, vertelt ze. Door alle verschillende in- en uitgangen kwamen en gingen voortdurend mensen in verschillende kostuums. Ze liepen van de ene naar de andere kant en speelden een spel tussen het gebouw en de openbare ruimte. Zo werd de Kunstwerf één geheel, één podium, en tegelijkertijd onderdeel van de stad.

Ook Jeroen herinnert zich de opening. ‘Ik was flabbergasted hoe goed het werkte. Wat voor ons bij de keuze voor het ontwerp van Donna en Ard de doorslag gaf, was dat ze niet alleen een stukje stad ontwierpen, maar dat de stad in hun ontwerp bijna een scène werd waar de gezelschappen mee konden spelen. Het was heel poëtisch.’ 

‘Ons ontwerp was geen exact antwoord op de vraag, we waren niet de goedkoopste en hadden niet voor de meest efficiënte weg gekozen. Maar we  waren wel echt overtuigd van ons plan’

Bij de eerste presentatie van hun ontwerp vertelden de architecten dat ze op zoek waren naar het spel tussen het gebouw en de ruimte eromheen. ‘Die belofte was zo intrigerend dat we voor hen kozen. En er is intussen vast van alles praktisch aangepast en bijgeschaafd, maar het concept is overeind gebleven.’

Donna beaamt dat. ‘De gevel ziet er misschien anders uit, maar de visie die we op die eerste twee A4’tjes beschreven, is blijven staan.’ Daarvoor was een goede samenwerking tussen architect, gebruikers en opdrachtgever cruciaal. De architect is daarbij een soort procesbegeleider die veel praat. ‘Dingen zijn nooit zo star als je van tevoren denkt. Samen zoek je naar passende oplossingen, zonder dat je de intentie van het ontwerp loslaat en zonder dat je als architect je dienstbaarheid aan de gebruiker verliest.’

Voordat de jury een definitieve winnaar kiest, worden de vijf ontwerpen eerst nog in de foyer van de Machinefabriek tentoongesteld. De architecten pitchen hun ontwerp voor de jury. Dit is het moment dat Donna en Ard hun belofte verwoorden en verbeelden. En… ze winnen.

‘Ik weet nog dat we in de auto hiernaartoe zaten en dat we bespraken hoe klein de kans was dat we doorgingen’, vertelt Donna. ‘Ons ontwerp was niet exact een antwoord op de vraag van de opdrachtgever, we waren niet de goedkoopste, hadden niet voor de meest efficiënte weg gekozen en ontwierpen er een fikse buitenruimte bij. Wel waren we beiden echt overtuigd van het plan, we stonden er volledig achter. Boven alles zijn we architect.’ 

Zo maak je een Kunstwerf

Terwijl ik met Jeroen en Harmen aan een tafel in de Machinefabriek zit, met Donna op groot scherm (het lukte de architect niet om naar Groningen te komen, maar duidelijk is dat Ard en Donna hier kind aan huis zijn), probeer ik de factoren die cruciaal waren voor het alom geprezen eindresultaat dat er nu staat, te herleiden uit wat de drie me vertellen.

Ik merk dat mijn verbazing over hoe in Nederland tenders en prijsvragen zijn ingericht (en wat dit betekent voor jonge of onervaren architecten), overheerst. Maar daarop kom ik verderop terug.

Dit zijn volgens mij de benodigdheden voor de realisatie van een gebouw als de Kunstwerf, waar gebruikers, bezoekers, architecten en stedenbouwers, omwonenden en opdrachtgevers van genieten:

  1. Architecten die niet voor de makkelijkste weg kiezen, maar in de kracht van hun ontwerp geloven, ook al verkleint dat de kans tot het winnen van een prijsvraag.

  2. Een opdrachtgever die risico durft te nemen, en lef en visie toont.

  3. Een instelling als Architectuur Lokaal die een prijsvraag zo opzet dat er ruimte ontstaat voor unusual suspects.

  4. Gebruikers die duidelijk kunnen verwoorden wat hun behoeften zijn en bereid zijn om samen met de architecten en de opdrachtgever het proces in te duiken op zoek te gaan naar oplossingen die daarbij passen.

  5. Een concept dat door alle betrokkenen gedragen wordt, omdat ze vanaf het begin van het proces betrokken zijn en gezamenlijk voor een ontwerp kiezen.

De Kunstwerf prijkt op de cover van het Jaarboek Architectuur in Nederland 2022-2023. Daarnaast werd het Gebouw van het Jaar 2023 in de categorie Stimulerende Omgevingen.

Kansloos als klein bureau

‘Je zou misschien denken dat de wereld, na al die waardering, aan je voeten ligt’, zegt Donna. ‘Maar de Kunstwerf is zo’n uniek gebouw dat het als referentie bij aanbestedingen niet altijd geschikt is,’ vervolgt ze. En zo komen we weer uit bij de juridificering van aanbestedingen in Nederland.

Ze somt wat voorbeelden op van projecten die qua opgave veel overeenkomsten vertonen met de Kunstwerf, maar waaraan zij en Ard niet mee mogen doen, omdat ze te weinig werknemers in vaste dienst hebben. De architect vertelt over die ene keer dat ze wel geselecteerd waren, maar niet door mochten omdat de verklaring omtrent gedrag van een betrokken landschapsarchitect twee weken daarvoor verlopen was. Zo kan ze nog een tijdje doorgaan. 

Mijn mond zakt open van verbazing. Harmen ziet paralellen met de kunstwereld, waarin hij opereert. Jeroen vertelt dat hij zich al een tijd druk maakt over het de manier waarop aanbestedingen in elkaar zitten. Die is voor een groot deel te wijten aan de juridificering ervan, en de complexiteit van Europese aanbestedingen. Toch krijgen jonge architecten in buurlanden België en Duitsland, waar ze te maken hebben met dezelfde aanbestedingen, wél de kans. Jeroen: ‘We kijken te weinig naar wat wij als architecten zélf kunnen doen om de diversiteit in het architectuurlandschap te vergroten en talent verder te helpen.’

Dat het anders kan, zie je als je terugkijkt naar de jaren negentig. De voormalig stadsbouwmeester somt op: Ben van Berkel kreeg in 1990, op zijn 33ste, de opdracht voor de Erasmusbrug. Adriaan Geuze was in 1993 ook 33 toen hij de opdracht kreeg voor Borneo-Sporenburg in het Amsterdamse Oostelijke havengebied. Christian Rapp was 32 ten tijde van de oplevering van woongebouw Piraeus in diezelfde stad, in 1994. 

Of het nu komt door de economische crisis of door het harde begrenzen van de woningcorporaties (van oorsprong opdrachtgevers die vaak meer durfden), het Nederlands architectuurklimaat is duidelijk veranderd. Hoe breken we dit weer open? Hoe zorgen we ervoor dat jong talent weer de ruimte krijgt, dat een ontwerp boven het vermijden van risico’s gaat?

Jeroen: ‘Niet alles is de schuld van de juridificering. We kijken te weinig naar wat wij als architecten zélf kunnen doen om de diversiteit in het architectuurlandschap te vergroten en talent verder te helpen. We moeten vooral kijken hoe we dit van binnenuit kunnen veranderen. De BNA zou hierin een rol moeten pakken, bijvoorbeeld door Architectuur Lokaal over te nemen, en ook de grote, gevestigde bureaus kunnen meer ruimte voor jong talent creëren.’

Over gevestigde bureaus gesproken: tegenover de Kunstwerf ontwierp Koen van Velsen Architecten een nieuw busstation. Het past goed bij het ontwerp van Donna en Ard en zorgt daarnaast voor een stroom aan passagiers die langs de Kunstwerf hun weg van en naar de binnenstad vervolgen – precies zoals de architecten het voor ogen hadden. De Kunstwerf is onderdeel geworden van een prominente route.

Silvio is klaar met het nemen van de foto’s. Samen lopen we terug over de binnen-buitenruimte en zwaaien naar David van Griethuysen, artistiek leider van het Houten Huis die ons een paar uur eerder binnenliet. ‘Hebben jullie al gegeten?’ vraagt hij bezorgd. En nog voordat we antwoord hebben kunnen geven, begint hij de tafel voor ons te dekken. Zelf moet hij snel door, maar hij benadrukt dat we er zo lang mogen zitten en zo veel mogen eten als we willen.

Al kauwend kijken we naar buiten, waar dansers en acteurs in en uit snellen, en naar binnen, waar mensen langsrennen, met elkaar overleggen, en een praatje met ons maken. We drinken nog een kop koffie voor ook wij weer verder gaan, de scène uit.